Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
1 Inleiding
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een V.O.F. omzetbelasting verschuldigd is wegens privégebruik van een woning door de vennoten. De belanghebbende, een V.O.F. bestaande uit vennoten [A] en [B], had over de tijdvakken van 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015 en van 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 omzetbelasting op aangifte voldaan. De Inspecteur van de Belastingdienst had de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende ten onrechte omzetbelasting had afgetrokken voor de bouw van een pand dat eigendom was van de vennoten. Het Hof concludeerde dat het pand niet tot het bedrijfsvermogen van de V.O.F. behoort, omdat de vennoten feitelijk de beschikkingsmacht over het pand hebben. De belanghebbende had de omzetbelasting over het privégebruik van het pand ten onrechte aangegeven. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de Inspecteur werd gelast om een teruggaaf van € 4.802 aan de belanghebbende te verlenen voor beide tijdvakken. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 2.302.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.