Uitspraak
[appellant],
[voormalig bewindvoerder], handelende onder de naam
Hessel Bewindvoering,
[geïntimeerde]),
Stichting CAVals
[voormalig bewindvoerder]hierna aan te duiden als:
de bewindvoerder,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“Op het perceel [adres] in [plaats] (…) een bijgebouw in strijd met het bestemmingsplan”gebruikt voor bewoning en dat ODV voornemens is hem een last onder dwangsom op te leggen, inhoudende dat hij de bewoning van het bijgebouw moet beëindigen en beëindigd moet houden, onder oplegging van een dwangsom van € 20.000,00.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
“deze overeenkomst op grond van het (…) bestemmingsplan (…) nietig te verklaren, althans te vernietigen”,althans deze overeenkomst per 1 december 2013 wegens aan [appellant] toerekenbare gebreken te ontbinden, onder toekenning aan de bewindvoerder van een bedrag aan schadevergoeding groot € 8.500,00, althans € 7.225,00, en € 500,00 voor de waarborgsom, te vermeerderen met wettelijke rente. Een en ander met veroordeling van [appellant] in de proces- en nakosten.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“(…) Bij aanvang van de huurovereenkomst had [geïntimeerde] ook het gebruik van de voorzieningen in de woning (keuken/ badkamer/toilet). Er is daarna conflict ontstaan tussen [geïntimeerde] en (…) [huurder 1] . (…) Toen hebben [huurder 1] en [geïntimeerde] afgesproken dat [geïntimeerde] alleen nog het bakhuis zou gebruiken. De vader van [huurder 1] heeft toen toilet aangelegd in bakhuis. (…)”.In de schriftelijke reactie op het verslag is dit niet weersproken.
“het gehuurde”is vermeld, anders dan dat
“de woonruimte”verhuurd wordt. De stellingen van de bewindvoerder zijn daarmee ontoereikend om het oordeel te kunnen dragen dat tussen [appellant] en [geïntimeerde] de gestelde huurovereenkomst met betrekking tot het bijgebouw tot stand is gekomen.