Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de curator van de failliete vennootschap NPB Beheer BV. De kern van het geschil betreft een koopovereenkomst die in 1996 is gesloten tussen [appellant] en de rechtsvoorganger van NPB, waarbij [appellant] 9,5 hectare grond heeft verkocht voor een prijs van ƒ 77,50 per vierkante meter. De overeenkomst was afhankelijk van een bestemmingswijziging die tot op heden niet heeft plaatsgevonden. Het hof moet beoordelen of er onvoorziene omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de afspraken tussen partijen niet nagekomen hoeven te worden.
Het hof oordeelt dat er geen sprake is van een uitzichtloze situatie en dat de lange duur van de procedure niet voldoende is om [appellant] te ontslaan van zijn verplichtingen. De gemeente Barneveld heeft in 2014 aangegeven dat de nieuwbouwwijk waarin de grond van [appellant] ligt, pas tussen 2025 en 2035 gerealiseerd zal worden. De curator heeft aangegeven de koopovereenkomst na te willen komen en de grond door te willen verkopen aan een projectontwikkelaar. [appellant] heeft echter geweigerd om de grond te leveren, omdat er andere geïnteresseerden zijn die een hogere prijs willen betalen.
Het hof concludeert dat de omstandigheden niet extreem genoeg zijn om in te grijpen in de koopovereenkomst. De vorderingen van [appellant] worden afgewezen en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland. [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De beslissing van het hof is op 17 december 2019 openbaar uitgesproken.