ECLI:NL:GHARL:2019:10756

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
21-002110-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van fietsen, valse identiteit en vals kenteken met vrijspraak van heling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van heling, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De zaak betreft diefstal van meerdere fietsen, het opgeven van een valse identiteit en het voeren van een vals kenteken. De verdachte is op 17 juni 2016 aangehouden na het aantreffen van gestolen fietsen in een bestelauto. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal betoogd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en andere feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in het hoger beroep. Het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de heling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van € 450,00 voor het opgeven van een valse naam. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Fiat Doblo gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002110-17
Uitspraak d.d.: 9 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 4 april 2017 met parketnummer 16-652431-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-243530-14, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M.D.A. Stam, naar voren is gebracht.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde heling en het onder 2 tenlastegelegde. Het hoger beroep is door de officier van justitie bij akte onbeperkt ingesteld. De officier van justitie heeft bij appelschriftuur van
26 april 2017 evenwel opgemerkt dat het hoger beroep zich enkel richt tot de partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat zij, anders dan door de officier van justitie bij appelschriftuur is vermeld, in hoger beroep ook de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal en het onder feiten 3 en 4 tenlastegelegde wenst te behandelen.
De advocaat-generaal heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep tegen het onder feit 2 tenlastegelegde, nu het openbaar ministerie in eerste aanleg heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 2 en het openbaar ministerie derhalve geen belang (meer) heeft in de vervolging.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van alle andere onderdelen dan de in appelschriftuur geduide heling. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de omstandigheid dat in de appelschriftuur uitdrukkelijk en met vetgedrukte letters is vermeld dat het hoger beroep zich alleen richt tegen de vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde heling, met zich brengt dat de verdediging er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat in hoger beroep enkel de onder 1 ten laste gelegde heling (opnieuw) zou worden behandeld. De onbeperkte behandeling in hoger beroep is derhalve in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Oordeel van het hof
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de akte bij het instellen van het hoger beroep leidend is voor het vaststellen van de omvang van het hoger beroep. Gelet hierop kan een beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen. Het hof had het voorstelbaar geacht dat de advocaat-generaal voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak aan de verdediging en het hof kenbaar had gemaakt dat van de zijde van het openbaar ministerie in hoger beroep ook inhoudelijke opmerkingen zouden worden gemaakt over feiten die niet expliciet in de appelschriftuur aan de orde zijn gesteld, maar tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leidt dit niet. De verdediging had uit moeten gaan van de inhoud van de akte en de verdediging had, indien over de omvang van het hoger beroep verwarring is ontstaan, ook zelf bij het openbaar ministerie kunnen informeren naar het standpunt van de advocaat-generaal daaromtrent dan wel ter terechtzitting om aanhouding kunnen vragen indien zij zich niet voldoende voorbereid achtte voor de bespreking van deze feiten. Het hof verwerpt het verweer.
Nu het hoger beroep door de officier van justitie bij akte onbeperkt is ingesteld, zijn in hoger beroep thans opnieuw de feiten 1 tot en met 4 aan de orde.
Nu door de officier van justitie geen grieven ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde zijn ingediend, de advocaat-generaal ter terechtzitting heeft aangegeven dat het hoger beroep zich niet richt tegen de vrijspraak van feit 2 en het hof overigens ook ambtshalve geen redenen ziet tot het behandelen van het onder feit 2 tenlastegelegde, is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie geen belang heeft bij het hoger beroep ten aanzien van feit 2. Daarom zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Veenendaal en/of te Ede en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een groot aantal fietsen, althans meerdere fietsen, althans een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen, immers heeft verdachte (onder meer):
- op 17 juni 2016 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk/type Bulls Cross Tail Gts), toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen en/of
- op 17 juni 2016 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk/type Kreidler Vitality Eco Ve), toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen en/of
- op 17 juni 2016 te Ede, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 3] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of te Baarn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een groot aantal - te weten (ongeveer) 58 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een bungalow te Bunschoten-Spakenburg) en/of 3 (aangetroffen op 17 juni 2016 in een Fiat Doblo te Baarn) - fietsen, althans meerdere fietsen, in elk geval een fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl hij met zijn mededader(s), althans alleen, van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt.
3.
hij op of omstreeks 17 juni 2016 te Baarn, toen (een) opsporingsambtena(a)r(en) in de rechtmatige uitoefening van diens/dier/hun bediening hem, verdachte, naar zijn identificerende persoonsgegevens vroeg(en), aan die opsporingsambtena(a)r(en) een andere dan zijn werkelijke naam en/of geboortedatum heeft opgegeven, immers heeft hij toen en aldaar aan [naam 1] , hoofdagent van politie, en/of [naam 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, opgegeven ` [naam 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ’, te zijn.
4.
hij op of omstreeks 17 juni 2016 te Baarn en/of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als eigenaar of houder een motorrijtuig, (bestelauto, Fiat Doblo), voorzien van het kenteken [kenteken 1] , op de weg, Dalweg en/of Zandvoortweg, heeft laten staan of daarmede over die weg heeft laten rijden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s), te weten [kenteken 2] , was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s), door kon(den) gaan voor (een) zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde heling
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van gewoonteheling wettig en overtuigend kan worden bewezen. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van ‘voorhanden hebben’, nu ieder feitelijk voorhanden hebben daarvoor voldoende is. Verdachte was op 1 juli 2016 in de bungalow aanwezig en in elke ruimte van de woning lagen/stonden fietsen. Verdachte moet deze fietsen daarom hebben gezien en moet hebben geweten dat deze fietsen van diefstal afkomstig waren, nu het gaat om een groot aantal fietsen dat reeds bewerkt was. Daar komt bij dat verdachte zelf betrokken is geweest bij diefstal van fietsen met een medeverdachte, hij valse kentekens op zijn auto voerde en valse gegevens heeft opgegeven bij zijn aanhouding. Daarnaast heeft verdachte verklaard niet in de bungalow woonde, maar kon hij niet aanwijzen waar hij dan wel woonde. Tenslotte heeft de advocaat-generaal gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2916), waarin een bewoner verantwoordelijk werd gehouden voor drugs die een ander in zijn woning had gebracht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van gewoonteheling dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende duidelijk wordt hoeveel fietsen in welke ruimte van de bungalow stonden opgesteld en dat (zodoende) niet kan worden vastgesteld welke fietsen verdachte heeft gezien. Daarnaast zijn in de bungalow geen persoonlijke spullen van verdachte aangetroffen. Voorts heeft de raadsman gesteld dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte heeft geprofiteerd van de vermeende heling van de fietsen die in de bungalow aanwezig waren. Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van ‘voorhanden hebben’, omdat – als al kan worden vastgesteld dat verdachte de fietsen in zijn bezit heeft gehad – het slechts korte tijd in bezit hebben van door een ander gestolen voorwerpen daartoe onvoldoende is.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte was op 1 juli 2016 aanwezig in de bungalow te Bunschoten-Spakenburg, waar een groot aantal (naar later bleek) van diefstal afkomstige fietsen werd aangetroffen. Gedurende het daaropvolgende onderzoek in de bungalow zijn van verdachte geen persoonlijke spullen of andere zaken aangetroffen die erop wijzen dat verdachte in de bungalow heeft gewoond of (langere tijd) heeft verbleven. Verdachte heeft daarnaast een niet onaannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid: hij was daar om voetbal te kijken.
Op grond van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld dat de verdachte over de in de bungalow aanwezige fietsen een zodanige feitelijke zeggenschap had dat hij die fietsen in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht voorhanden had. De enkele omstandigheid dat verdachte op enig moment in de bungalow aanwezig is geweest en kennelijk slechts voor korte tijd die fietsen onder zich had zonder navraag te doen naar de herkomst van de fietsen dan wel hierover de politie in te schakelen, is daarvoor onvoldoende. Dit geldt te meer nu het de aanwezigheid van voorwerpen betreft die, anders dan bijvoorbeeld drugs, niet per definitie een illegale herkomst hebben.
Het bovenstaande in acht nemend is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde heling heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 201617 juni 2016te Veenendaal en
/ofte Ede
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
een groot aantal fietsen, althansmeerdere fietsen,
althans een fiets, geheel of ten deletoebehorende aan
een ander ofanderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen, immers heeft verdachte (onder meer):
- op 17 juni 2016 te Veenendaal,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk/type Bulls Cross Tail Gts), toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte,weggenomen en
/of
- op 17 juni 2016 te Veenendaal,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk/type Kreidler Vitality Eco Ve), toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte,weggenomen en
/of
- op 17 juni 2016 te Ede,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 3]
, althans aan een ander of anderen dan aan verdachte,weggenomen
;.
en/of
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of te Baarn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een groot aantal - te weten (ongeveer) 58 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een bungalow te Bunschoten-Spakenburg) en/of 3 (aangetroffen op 17 juni 2016 in een Fiat Doblo te Baarn) - fietsen, althans meerdere fietsen, in elk geval een fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl hij met zijn mededader(s), althans alleen, van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt.
3.
hij op
of omstreeks17 juni 2016 te Baarn, toen
(een)opsporingsambtena
(a)r
(en
)in de rechtmatige uitoefening van
diens/dier/hun bediening hem, verdachte, naar zijn identificerende persoonsgegevens vroeg
(en
), aan die opsporingsambtena
(a)r
(en
)een andere dan zijn werkelijke naam en
/ofgeboortedatum heeft opgegeven, immers heeft hij toen en aldaar aan [naam 1] , hoofdagent van politie, en
/of[naam 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, opgegeven ` [naam 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ’, te zijn.
4.
hij op
of omstreeks17 juni 2016 te Baarn
en/of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als eigenaar of houder een motorrijtuig, (bestelauto, Fiat Doblo), voorzien van het kenteken [kenteken 1] , op de weg, Dalweg en
/ofZandvoortweg, heeft laten staan of daarmede over die weg heeft laten rijden, terwijl hij wist
of redelijkerwijze kon vermoedendat op dat motorrijtuig
(een
)teken
(s), te weten [kenteken 2] , was
/warenaangebracht dat
/die, niet zijnde
(een
)ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken
(s
), door kon
(den)gaan voor
(een
)zodanig
(e)kenteken
(s
)dan wel met de kennelijke bedoeling dat
/dieteken
(s)te doen doorgaan voor
(een
)overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands
(e)kenteken
(s)of
(een
)met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken
(s).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

telkens:

diefstal.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam opgeven.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 41 eerste lid, onderdeel d van de Wegenverkeerswet

1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden op te leggen.
De raadsman van verdachte heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte in de onderhavige zaak meer dan drie maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten en er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij, deels conform de rechtbank, het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 17 juni 2016 schuldig gemaakt aan drie fietsendiefstallen. Deze drie fietsen, waarbij van twee fietsen het slot nog gesloten was, zijn in de bestelauto (Fiat Doblo) met een vals kenteken aangetroffen. De bestuurder van deze Fiat Doblo, naar later bleek verdachte, ging vergeefs op de vlucht en veroorzaakte daarmee gevaar op de weg. Eenmaal aangehouden gaf hij een valse naam op.
Het hof tilt zwaar aan de omstandigheid dat verdachte op strooptocht is gegaan en in verschillende plaatsen, kort na elkaar, kostbare fietsen heeft weggenomen. Fietsendiefstal is een ergerlijk feit, dat financiële schade en hinder voor de directe slachtoffers veroorzaakt. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en geen blijk van respect gegeven voor andermans eigendommen.
Ook het opgeven van een valse identiteit aan politieambtenaren en het voeren van een vals kenteken zijn ergerlijke feiten, nu hiermee het vertrouwen in de juistheid van officiële documenten wordt geschaad respectievelijk de controle en opsporing van (verkeers)overtredingen worden gefrustreerd. Het hof rekent verdachte dit aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens gelet op de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van 24 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in combinatie met verdachtes justitieel verleden, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend zou zijn, ware het niet dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn (in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM). Immers is het hoger beroep ingesteld op 18 april 2017 en wordt dit arrest gewezen op 9 december 2019, waardoor in beginsel sprake is van een overschrijding met bijna acht maanden. Het hof ziet in deze termijnoverschrijding aanleiding de duur van de op te leggen gevangenisstraf te verlagen van 3 naar 2 weken.
Daarnaast zal het hof aan verdachte een geldboete van € 450,00 opleggen wegens het opgeven van een valse naam (een overtreding).

Ten aanzien van het beslag

De opsporing van het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is belemmerd met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto (Fiat Doblo), in beslag genomen op 17 juni 2016. Het voorwerp behoort aan verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de eveneens onder verdachte in beslag genomen personenauto (Volkswagen Passat) met kenteken [kenteken 3] gelast het hof de teruggave aan verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gesteld, is zijn vordering thans niet meer aan de orde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 225,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 527,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 13 januari 2015 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 750,00, parketnummer 05-243530-14. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 23, 24, 24c, 33, 33a, 57, 62, 310 en 435 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 41 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 en onder 4 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. Personenauto (Fiat Doblo), in beslag genomen op 17 juni 2016.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. Personenauto (Volkswagen Passat), kenteken [kenteken 3] .

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 januari 2015, parketnummer
05-243530-14, te weten van: een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr J. van der Groen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. de Jong, griffier,
en op 9 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 9 december 2019.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. A.A. Schut, advocaat-generaal,
J.R.M. Roetgerink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.