Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat er in zijn woning verdovende middelen aanwezig waren en aldaar werden verhandeld. Verdachte had enkel zijn woning aan [betrokkene 1] beschikbaar gesteld, omdat laatstgenoemde geen andere verblijfplaats had.
[betrokkene 1] verbleef met verdachtes toestemming enkele keren per week ter overnachting in verdachtes woning. Omdat verdachte vanwege een behandeling regelmatig bij Stichting Centrum '45 in Oegstgeest verbleef, heeft verdachte aan [betrokkene 1] op enig moment de sleutel van zijn woning gegeven, zodat iemand op verdachtes spullen zou kunnen letten. [betrokkene 1] heeft op verschillende momenten (Franstalige) personen mee naar zijn woning genomen, doch verdachte wist niet wat de relatie tussen [betrokkene 1] en deze personen was. In januari 2012 heeft verdachte de sleutel aan [betrokkene 1] teruggevraagd, omdat hij, verdachte, van mening was dat er iets niet helemaal klopte en hij rust wilde. Omdat hij kort daarna telefonisch werd bedreigd, heeft hij [betrokkene 1] de sleutel laten houden. Nu niet onaannemelijk is dat verdachte niet wist van de drugshandel die in zijn woning plaatsvond, dient hij te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd, zeker nu niet is gebleken dat hij enig voordeel aan de drugshandel heeft gehad, noch het opzet heeft gehad om [betrokkene 1] in de vorm van medeplichtigheid hulp te verschaffen bij diens drugshandel.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep expliciet verklaard dat hij in januari 2012 het vermoeden had dat er iets gaande was en dat hij vermoedde dat het om drugs ging. Hij vertrouwde [betrokkene 1] niet meer en vond het niet prettig dat laatstgenoemde meermalen verschillende (Franstalige) personen mee naar zijn woning nam. Verdachte heeft daarom de sleutel aan [betrokkene 1] teruggevraagd, maar heeft daar uiteindelijk vanwege een dreigtelefoontje vanaf gezien. Nu hij tevens ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij blij was dat de politie op 21 juli 2012 zijn woning binnenviel 'zodat het op zou houden', acht het hof op grond van die omstandigheden aannemelijk dat verdachte ervan op de hoogte was dat druggerelateerde criminele praktijken in zijn woning plaatsvonden. Daarbij komt dat tijdens de inval er verdovende middelen in het zicht op de tafel en op de grond in de woonkamer lagen, terwijl verdachte daar volgens zijn verklaring televisie zat te kijken. Voorts zijn in de keuken en in de woonkamer een grote hoeveelheid goederen aangetroffen waarvan algemeen bekend is dat zij gebruikt worden bij de handel in (hard)drugs.
Hoewel verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] altijd met een grote boodschappentas naar verdachtes woning kwam en hij tevens een draagbare kluis bij zich had, is het hof van oordeel dat de hoeveelheid aangetroffen goederen, zoals onder meer aangetroffen in de open bruine keukenkast, van dien aard en omvang is geweest dat verdachtes verklaring dat hij niet wist dat er drugs gerelateerde goederen in zijn woning aanwezig waren, niet geloofwaardig is. Nu bovendien de kopers van drugs, [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , hebben verklaard dat verdachte meerdere malen aanwezig was op het moment dat zij bij [betrokkene 1] in de woning van verdachte drugs kochten, is het hof van oordeel dat verdachte wetenschap van de drugshandel moet hebben gehad. Dit vindt bevestiging in de verklaring van [betrokkene 4] , die heeft verklaard dat op 21 juli 2012 de man op de bank (naar het hof begrijpt: de verdachte) op nog geen twee meter afstand van de tafel zat waar de drugs werden verhandeld en heeft gezien dat de aanwezigen drugs aan het proeven waren. Voorts heeft het hof op de in het dossier aangetroffen foto's, die gemaakt zijn kort na de inval op 21 juli 2012, waargenomen dat onder meer in de woonkamer op de eettafel een weegschaal en verpakkingsmaterialen zichtbaar zijn. Door de politie is voorts geconstateerd dat er verdovende middelen in het zicht op de tafel in de woonkamer lagen. Onderzoek wijst uit dat de op en ook onder de eettafel aangetroffen verdovende middelen heroïne en cocaïne betreft. Verdachtes verklaring dat hij op 21 juli 2012 niets heeft gezien of gemerkt van de handel in verdovende middelen acht het hof dan ook niet geloofwaardig.
Alles overziende is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte kennis droeg van het feit dat er in zijn woonkamer op 21 juli 2012 hoeveelheden cocaïne en heroïne aanwezig waren. Nu verdachte, aldus zijn eigen verklaring, in januari 2012 zijn sleutel aan [betrokkene 1] heeft teruggevraagd, omdat hij het vermoeden had dat 'het om drugs ging', maar daar uiteindelijk vanaf heeft gezien, is het hof van oordeel dat vanaf dat moment het niet anders kan zijn dan dat verdachte kennis droeg van het feit dat er in zijn woning in verdovende middelen werd gehandeld en daarmee ook opzettelijk medeplichtig is geweest aan de handel in heroïne door zijn woning beschikbaar te (blijven) stellen aan [betrokkene 1] . Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging."