ECLI:NL:GHARL:2019:10641

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
200.267.089/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over ontruiming woning wegens overlast door huurder met psychische problemen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is aangespannen door Mando B.V., de bewindvoerder van huurder [A], tegen Stichting Elkien, de verhuurder. De zaak betreft de ontruiming van de woning van [A] in [B] wegens ernstige overlast die hij veroorzaakt. De huurovereenkomst werd in 2015 aangegaan, maar vanaf begin 2019 zijn er steeds meer klachten over [A]'s gedrag, waaronder bedreigingen aan het adres van omwonenden, vooral vrouwen. Elkien heeft in eerste aanleg de ontruiming gevorderd, wat door de kantonrechter is toegewezen met een dwangsom. Mando heeft in hoger beroep de grieven ontwikkeld, maar het hof oordeelt dat de overlast van [A] zodanig ernstig is dat de ontruiming gerechtvaardigd is. Het hof bevestigt dat de huurovereenkomst naar verwachting in een bodemprocedure zal worden ontbonden, en dat de belangen van de omwonenden en de verhuurder zwaarder wegen dan die van [A]. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Mando in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.267.089/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7906374)
arrest in kort geding van 10 december 2019
in de zaak van
Mando B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[A] ,
gevestigd te Lelystad,
appellante in de hoofdzaak en eiseres in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Mando,
advocaat: mr. J.W. de Vries, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
Stichting Elkien,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerde in de hoofdzaak en verweerster in het incident,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Elkien,
advocaat: mr. T.R. Westra, kantoorhoudend te Leeuwarden.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 5 november 2019 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het procesverloop wordt verwezen naar het tussenarrest van 5 november 2019.
1.2
In het tussenarrest heeft het hof het door Mando opgeworpen incident tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring afgewezen en de beslissing over de proceskosten in het incident aangehouden. Vervolgens is de zaak verwezen voor arrest in de hoofdzaak.
1.3
De eis van Mando luidt, samengevat, vernietiging van het in kort geding gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter) van 4 september 2019 en opnieuw rechtdoende bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest Elkien in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren althans de vorderingen van Elkien af te wijzen met veroordeling van Elkien in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.

2.De feiten

2.1
Tegen de door de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 2.1 t/m 2.19 vastgestelde feiten is geen grief gericht. Rekening houdend met de door Mando gemaakte bezwaren tegen die feitenvaststelling zijn, samen met wat in hoger beroep mede gelet op de overgelegde en niet weersproken stukken tussen partijen is komen vast te staan, de feiten als volgt.
2.2
[A] kampt met psychische problemen waarvoor hij meerdere keren met een rechterlijke machtiging gedwongen opgenomen is geweest in een GGZ-kliniek.
2.3
Na de laatste gedwongen opname is [A] vanaf 24 juli 2015 van Elkien gaan huren de woning aan de [a-straat] 10 in [B] . In de schriftelijke huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Elkien van toepassing verklaard. In artikel 9.3 van de algemene huurvoorwaarden is opgenomen dat de huurder er voor zal zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast en hinder wordt veroorzaakt.
2.4
Bij het aangaan van de huurovereenkomst werd [A] door de GGZ nog (gedwongen) ambulant begeleid. Nadat de rechterlijke machtiging in september 2016 was komen te vervallen, wilde [A] geen contact meer met de GGZ en is de begeleiding door de GGZ geëindigd.
2.5
Na eerder zijn familieleden [C] en [D] als bewindvoerders te hebben gehad, is Mando bij beschikking van 22 maart 2017 met ingang van 1 april 2017 als bewindvoerder benoemd over de goederen en gelden die aan [A] (zullen) toebehoren.
2.6
Op 18 mei 2017 bespraken ambtenaren van de gemeente Súdwest-Fryslân, in welke gemeente [B] is gelegen, met een GGZ-psychiater in een lokaal maatwerkoverleg de situatie van [A] . In dat overleg is onder meer afgesproken dat als er “iets speelt” met [A] “het strafrecht de weg is die gevolgd moet worden”.
2.7
Vanaf februari 2019 is het aantal bij de politie gemelde bedreigingen door [A] toegenomen. In een rapportage van de politie staat onder meer het volgende:
“2019:
In februari blijkt uit de monitoring van [A] dat zijn teksten op Facebook verharden. Iedere inwoner van [B] moet vermoord worden en daarna de rest van de wereld. Verder schrijft hij op Facebook: ‘Ik ga de inwoners van [B] slachten en dat is heel dichtbij’.
(...) Op 1 mei meldt een inwoonster van [B] dat verschillende inwoners van het dorp met naam en soms met foto worden genoemd op Facebook en Instagram van [A] . Ze geeft aan dat ze dit verontrustend vindt omdat [A] ook altijd op internet benoemd dat hij een hekel heeft aan vrouwen. (...).”
2.8
Op 25 mei 2019 heeft [E] , de bewoner van de [a-straat] 14 en ook huurster van Elkien, aangifte van belediging (smaad en laster) bij de politie gedaan. In het proces-verbaal van aangifte staat onder meer:
“Van mijn vriendin hoorde ik dat de overbuurvrouw [F] haar had verteld dat er berichten over mij op facebook stonden. Deze berichten waren geschreven door [G] . Deze [G] bleek mijn buurman van de [a-straat] 10 te zijn. Dit is [A] . Er stonden berichten op over mij, zoals ‘Die hersenloze kankerhoer van nr 14 werkt in opdracht van iemand en krijgt daar veel geld voor, om hem te terroriseren’. Vervolgens zag ik dat hij een foto van mijn auto op facebook had gezet met de tekst: ‘Dit is de auto van die vieze vuile gore kankerhoer op de [a-straat] 14 (...)’.
Ik las vervolgens nog een bericht van hem over dat vrouwen een kat van 19 jaar gruwelijk mishandelt en daaronder schreef hij: ‘Ik ga nu meedogenloos wreed fysiek geweld gebruiken tegen vrouwen. Vrouwen ga ik nu afslachten!’ Ik woon alleen op het adres de [a-straat] 14 te [B] en door deze berichten ben ik bang om alleen thuis te zijn in de nachten. Ik slaap op dit moment in de woning van mijn vriendin en niet meer thuis. Ik ben echt bang voor die man. (...)”
2.9
In de periode van eind mei 2019 tot juli 2019 hebben omwonenden van [A] en andere inwoners van [B] meerdere malen bij Elkien over het gedrag van [A] geklaagd. Zij hebben gemeld dat hij verward gedrag vertoont, ’s nachts overlast veroorzaakt en zich negatief over anderen op sociale media uitlaat.
Een van die omwonenden is de bewoner van [a-straat] 2. Bij e-mail van 5 juni 2019 citeert hij de melding die [A] onder de naam [G] had geplaatst en waarin hij over zichzelf in de derde persoon van “ [A] ” spreekt:
“Een echtpaar met 2 kinderen lopen door de gang. [A] had ze nog nooit gezien en kwamen bij [A] langslopen, ze keken strak voor zich uit en keurde [A] geen blik waardig. Het waren asocialen en dat straalde er vanaf. En ze waren zwart! Pikzwart! [I] gaat weg en dit waren de nieuwe huurders. En die krijgen daar heel veel geld voor om daar te gaan wonen om [A] vervolgens te gaan terroriseren. Een hele grote dikke negerin! Negers in het blanke [B] ? Een duidelijke boodschap voor Elkien: de woning op [a-straat] 6 wordt niet verhuurd en worden nieuwe terroristen in gezet. Dit is al 2 keer gebeurd op [a-straat] 14. Ik heb al gezegd dat die hersenloze hoer op [a-straat] 14 daar weg moet.”
In de rapportage van de politie staat over die periode onder meer het volgende:
“Op 29 mei meldt een inwoonster van [B] dat [A] verschrikkelijke dingen op Facebook zet. Ze geeft aan dat de hele buurt bang is voor hem en dat het er niet meer prettig woont op deze manier. (...) Op 12 juni wordt [A] aangehouden voor een aantal strafbare feiten. De interventiemedewerkers van het Veiligheidshuis leggen contact met hem. [A] wilde geen gesprek met de arts van de GGD. Hij kon niet beoordeeld worden door de GGZ. Op 17 juni meldden de interventiemedewerkers van het Veiligheidshuis dat ze bij [A] voor de deur stonden maar geen contact kregen. Ze vertrouwden het niet. Ze vertelden dat ze ook rare mailtjes hadden gekregen van hem en dat hij heel Leeuwarden op zou blazen. (...)”.
2.1
Op 8 juni 2019 is het raam van de woning van [A] aan de straatzijde vernield. Van deze vernieling heeft Elkien bij de politie aangifte gedaan. Het is onduidelijk wie het raam heeft vernield.
2.11
Op 12 juni 2019 is [A] door de politie aangehouden.
2.12
[J] , adviseur IV OOV van de gemeente Súdwest-Fryslân, heeft in een e-mail van 4 juli 2019 aan Elkien bericht dat de gemeente “
het gedrag van meneer[hof: [A] ]
als onvoorspelbaar en gevaarlijk met name voor zijn directe omgeving” beschouwt en zorg heeft over de veiligheid van de inwoners van [B] en de veiligheid van [A] zelf.
2.13
Bij brief van 9 juli 2019 heeft de advocaat van Elkien aan Mando meegedeeld dat Elkien de huurovereenkomst met [A] wil beëindigen en dat de bewindvoerder de kans wordt gegeven een ontruimingsprocedure te voorkomen door de huurovereenkomst zelf op te zeggen. Van deze mogelijkheid heeft Mando geen gebruik gemaakt, waarna Elkien een kort geding dagvaarding heeft uitgebracht.
2.14
Enkele dagen na de kort geding zitting heeft op 26 augustus 2019 een zogeheten maatwerkoverleg overleg plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren vertegenwoordigers van de gemeente Súdwest Fryslân, Elkien, de politie, Maldo en het veiligheidshuis Fryslân. Voor dit overleg was ook de GGZ uitgenodigd, maar die heeft de uitnodiging afgeslagen omdat [A] geen contact meer met de GGZ wil. [A] is voor de GGZ “geen lopende casus”. In het verslag van deze bijeenkomst is onder meer opgenomen:
“Er wordt vanuit alle partners aan tafel aangegeven dat hij niet in gesprek wil en geen contact wil met de hulpverlening. Er zijn al meerdere pogingen gedaan. (...) Daarnaast is het gedrag wat dhr. vertoont en de overlast die hij veroorzaakt dusdanig ernstig dat de zorgen voor het welbevinden van de buurt overheersen.”
Na het maatwerkoverleg zijn twee trajectbegeleiders van veiligheidshuis Fryslân en Mando naar de woning van [A] gegaan. [A] heeft te kennen gegeven geen contact met hen te willen en ook geen gebruik te willen maken van de geboden hulpverlening.
2.15
Op 28 augustus 2019 om 22:43 uur heeft [A] een uitgebreide e-mail aan enkele Tweede Kamerleden, krantenredacties, verhuurder Elkien, de gemeente Súdwest Fryslân, de bewindvoerder, het veiligheidshuis Fryslân en de advocaat van Elkien gestuurd. In deze e-mail is onder meer opgenomen:
“ [E] moet weg daar. Net als de illuminati hoertjes die daarvoor op de [a-straat] 14 woonden en die op 9 december 2018 zijn vertrokken. Dit is al de derde keer dat daar op nummer 14 iemand komt te wonen die speciaal is geselecteerd om [A]en [K][hof: de poes]
te terroriseren. Die dame die daarvoor op nummer 14 woonde, kon ook niet met haar poten van [K] afblijven!(...) Nogmaals: [E] moet daar nu weg anders ga ik heel vervelend worden!”
2.16
[E] heeft op donderdag 29 augustus 2019 bij de politie aangifte van bedreiging gedaan. In het proces-verbaal is onder meer het volgende opgenomen:
“ [A] heeft een facebookprofiel onder de naam [G] . Hij post hier regelmatig berichten op, zo ook gisteravond, 28 augustus 2019. Hij heeft tussen 22:00 uur en 24:00 uur een erg lang bericht op facebook gezet, volledig over mij. (...) ik ben bang voor hem en blijf zoveel mogelijk bij hem uit de buurt. Onder dit bericht heeft [A] , wederom onder het facebookprofiel [G] , verschillende reacties geplaatst. Hierin uit hij bedreigingen aan het adres van vrouwen. (...) Hij plaatst eerst een lang bericht over mij en dan bedreigd hij vrouwen te gaan vermoorden. Hij zegt in verschillende reacties onder andere: ‘Als jullie doorgaan met het saboteren van [A] zijn telefoons, dan ga ik wereldwijd een ongekende verwoesting aanrichten! Ik maak jullie af!’ en ‘Ik ga vrouwen nu lynchen’ en ‘Mijn haat naar vrouwen is meetbaar: het is gestegen naar 100 miljard op de schaal van Richter! Jullie vieze vuile gore kutwijfen gaan hier voor bloeden! Ik ga nu de ene vrouw na de andere vrouw vermoorden! Vrouwen gaan met bloed betalen! Vrouwen gaan met heel veel bloed betalen!’ Door deze uitlatingen voel ik mij enorm bedreigd.”
2.17
In een e-mail van 29 augustus 2019 aan enkele Tweede Kamerleden, krantenredacties, familieleden, Elkien, Mando, de gemeente, het veiligheidshuis Fryslân en de advocaat van Elkien heeft [A] onder meer gemeld:
“Ik zal jullie wat vertellen: ik heb een dwangmatige obsessie voor het vermoorden van vrouwen! Ik ga ene vrouw na de andere vrouw vermoorden! Vrouwen gaan met heel veel bloed betalen hiervoor. Vrouwen zijn vieze zwakzinnige laffe hoeren en ik maak vrouwen af!”
2.18
Later die dag is [A] opnieuw door de politie aangehouden wegens de door hem gedane bedreigingen en heeft hij veertien dagen in voorlopige hechtenis gezeten.
2.19
Uiteindelijk heeft Petra [E] de huurovereenkomst met Elkien opgezegd en is zij – met bemiddeling van Elkien – naar een andere huurwoning vertrokken.
2.2
Nabij de door [A] gehuurde woning staan twee woningen van Elkien leeg. Nieuwe kandidaat-huurders informeert Elkien over de feitelijke situatie rond [A] . Kandidaat-huurders haken af, zodat de twee huurwoningen inmiddels enige maanden leeg staan.

3.Het geschil in eerste aanleg en de beslissing van de kantonrechter

3.1
Elkien heeft in eerste aanleg gevorderd Mando te veroordelen tot ontruiming van de door [A] gehuurde woning.
3.2
De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen met de toevoeging dat de ontruiming eerst twee maanden na betekening van het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd. Voorts heeft de kantonrechter op de veroordeling tot ontruiming een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag met een maximum van € 5.000,-. Mando is veroordeeld in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.

4.De beoordeling van de grieven

grieven
4.1
Mando heeft tegen het vonnis zeven romeins genummerde grieven ontwikkeld. Met de grieven I t/m III bestrijdt Mando dat de tekortkoming van [A] zodanig ernstig is dat naar verwachting de rechter in de bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden en [A] tot ontruiming van de woning zal veroordelen. Met grief IV komt Mando op tegen het door de kantonrechter aangenomen spoedeisend belang bij de door Elkien gevraagde voorziening in kort geding. De grieven V en VI zijn veeggrieven, waarmee tegen de door de kantonrechter toegewezen vorderingen wordt opgekomen.
spoedeisend belang
4.2
Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of een in kort geding gevorderde voorziening, hetzij na toewijzing hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.3
Elkien voert ter onderbouwing van het spoedeisend belang aan dat de ernst van de door [A] veroorzaakte overlast, die vanaf begin 2019 in frequentie en hevigheid is toegenomen, zodanig is dat de uitkomst van een bodemprocedure, waarin naar verwachting de huurovereenkomst zal worden ontbonden, niet kan worden afgewacht. Ter ondersteuning heeft Elkien e-mailberichten en mededelingen van [A] op sociale media met bedreigingen overlegd. Voorts heeft Elkien erop gewezen dat [A] een aantal malen voor deze bedreigingen door de politie is aangehouden, maar dat [A] daarna zijn gedrag niet heeft aangepast. Ook aanvaardt [A] geen zorg voor het aanpakken van zijn problemen. Na het in kort geding gewezen vonnis van de kantonrechter heeft [A] de bedreigingen op internet voortgezet. Het gevolg van de handelwijze van [A] is volgens Elkien dat omwonenden, waaronder huurders van Elkien, zich niet meer in hun woning veilig voelen. Verder staan twee nabij gelegen huurwoningen van Elkien leeg en haken kandidaat-huurders volgens Elkien na bekendheid met de gedragingen van [A] af.
4.4
Hiermee heeft Elkien naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat Elkien (nog steeds) een spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening heeft.
Grief IV, waarmee Mando het spoedeisend belang bestrijdt, faalt derhalve.
maatstaf voor ontbinding huurovereenkomst
4.5
In artikel 6:265 lid 1 BW is de inhoudelijke maatstaf neergelegd dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. Bij de beoordeling van deze maatstaf kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Dit artikel is ook van toepassing op huurovereenkomsten.
Uit de structuur van artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat het aan Elkien is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [A] en dat het aan [A] is om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen dat de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt (ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.6
Indien sprake is van een tekortkoming die naar verwachting in een bodemprocedure zal leiden tot een ontbinding van de huurovereenkomst, kan dat in kort geding grond zijn voor toewijzing van een vordering tot ontruiming. Daarvoor is vereist:
dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de overlast in een bodemprocedure zal leiden tot toewijzing van een vordering tot ontbinding;
dat van de verhuurder in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij de uitkomst van die bodemprocedure afwacht.
Daarbij geldt dat in kort geding terughoudendheid betracht dient te worden bij toewijzing van een vordering tot ontruiming gelet op het ingrijpende karakter en veelal onomkeerbare gevolg van een dergelijke maatregel, die een inmenging vormt op het in artikel 8 EVRM vastgelegde recht van eenieder op respect voor zijn woning en zijn privé-, familie- en gezinsleven. Een ontruiming in kort geding, vooruitlopend op een definitief oordeel van de rechter in een (eventuele) bodemprocedure over de ontbinding, dient vanuit dat perspectief mede te berusten op een belangenafweging en dient proportioneel te zijn (ECLI:NL:GHARL:2017:5669).
tekortkoming
4.7
Het hof stelt voorop dat op [A] als huurder de uit artikel 7:213 BW neergelegde verplichting rust zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als goed huurder te gedragen. Deze wettelijke verplichting brengt onder meer met zich mee dat een huurder aan anderen geen overlast bezorgt. In de algemene huurvoorwaarden bij de huurovereenkomst tussen Elkien en [A] is dit laatste ook expliciet als contractuele verplichting opgenomen.
4.8
Uit de omvangrijke door Elkien overgelegde e-mailberichten en meldingen op sociale media als Facebook blijkt dat [A] vanuit het gehuurde langs elektronische weg derden, waaronder in de nabijheid van [A] wonende huurders van Elkien, bedreigd. [A] dreigt bij herhaling geweld tegen met name vrouwen te gebruiken. Uit verschillende overgelegde verklaringen van onder meer huurders van Elkien blijkt dat deze bedreigingen als ernstig en reëel worden ervaren en onder meer de huurders zich in hun gehuurde woning niet meer veilig voelen. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat die huurders in hun huurgenot worden aangetast. De huurders hebben aan hun verhuurder Elkien gevraagd aan die door [A] veroorzaakte overlast een einde te maken.
Ook heeft Elkien voldoende aannemelijk gemaakt dat de bedreigingen van [A] hebben geleid tot leegstand van twee woningen die niet opnieuw kunnen worden verhuurd. In dat opzicht berokkent [A] met zijn gedragingen de verhuurder Elkien financieel nadeel.
4.9
Uit het voorgaande volgt dat de gedragingen van [A] tot overlast leiden en leveren daarmee naar het voorlopig oordeel van het hof een tekortkoming van [A] in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst op.
ontbinding gerechtvaardigd?
4.1
Mando bestrijdt dat deze tekortkoming in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal leiden. Ter onderbouwing heeft Mando, samengevat, het volgende aangevoerd.
[A] huurt de woning vanaf medio 2015 en eerst in 2019 zijn bij Elkien klachten ingediend. Die klachten zijn vooral afkomstig van [E] , die in februari 2019 aan de [a-straat] 14 in [B] is komen wonen. Weliswaar zijn er ook andere omwonenden die aan Elkien meldingen hebben gedaan, maar die zijn meer ongerust en geven aan zelf niet veel overlast van [A] te hebben.
De gestelde overlast bestaat uit uitlatingen die voor het merendeel betrekking hebben op vrouwen in het algemeen en zijn niet gericht op specifieke bewoners van [B] . Weliswaar zijn een aantal berichten specifiek op [E] gericht, maar ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep woonde [E] niet meer aan de [a-straat] en na haar vertrek zijn de berichten van [A] over [E] gestopt.
Bovendien is [A] niet de enige bewoner die in de buurt voor overlast zorgt. Elkien heeft andere bewoners die overlast veroorzaken niet in haar onderzoek betrokken. Bovendien kwam voor [A] de brief van de advocaat van Elkien met het voorstel de huurovereenkomst te beëindigen en de daarop gevolgde dagvaarding in kort geding als een donderslag bij heldere hemel. [A] heeft niet eerst van Elkien een schriftelijke waarschuwing gehad, er is niet bemiddeld en er is ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een gedragsaanwijzing te geven. Daardoor heeft Elkien volgens Mando niet al het mogelijke gedaan om de gestelde ernstige overlast en maatschappelijk onrust aan te pakken.
Mando stelt dat gelet op deze omstandigheden en het verstrekkende gevolg dat een ontbinding van de huurovereenkomst voor [A] heeft, naar verwachting de tekortkoming in een bodemprocedure niet tot ontbinding van de huurovereenkomst zal leiden.
4.11
Het hof volgt Mando daarin niet. Uit de e-mailberichten en de meldingen op sociale media blijkt dat [A] achterdochtig is, in een samenzwering gelooft - waar Elkien deel van uitmaakt - die er op is gericht hem te terroriseren en zich met name tegen vrouwen uiterst bedreigend uitlaat. Het hof acht het begrijpelijk dat in de nabijheid van [A] wonende huurders van Elkien en bewoners van [B] de uitlatingen van [A] als bedreigend ervaren. Niet alleen brengen deze berichten op zichzelf overlast mee, maar bestaat de vrees dat [A] de daad bij het woord zal voegen. Bij deze waardering van de uitlatingen weegt het hof mee dat [A] geïsoleerd leeft en in ieder geval in 2019 bezoeken door hulpverleners aan zijn woning en gesprekken met hem niet toestaat. Ook geeft [A] geen blijk in te zien welke impact zijn uitingen op zijn directe omgeving heeft en laat hij al in het geheel niet blijken zijn gedrag te zullen aanpassen. [A] houdt de personen en de instanties die aan hem hulp willen bieden buiten de deur. Elkien heeft op basis van de ter beschikking gestelde gegevens terecht kunnen stellen dat [A] een zorgmijder is die geen hulpverlenende instanties toelaat. Ook het strafrechtelijk ingrijpen, waartoe vanuit het zogeheten maatwerkoverleg is geadviseerd, lijkt geen effect op het gedrag van [A] te hebben. Het hof weegt voorts mee dat na het kort geding vonnis, waarin de ontruiming is uitgesproken, [A] zijn verwijtbare gedragingen heeft voortgezet en daarin geen enkele aanleiding heeft gezien zijn gedrag aan te passen teneinde in hoger beroep een veroordeling tot ontruiming te voorkomen. Onder deze omstandigheden heeft Mando ook niet aannemelijk gemaakt dat een waarschuwing, bemiddeling of gedragsaanwijzing enig effect zou hebben waardoor een ontruiming niet nodig zou zijn.
Mando neemt ten onrechte tot uitgangspunt dat alleen [E] de bedreigingen van [A] als een verstoring in haar huurgenot heeft ervaren. Maar zelfs al zou [E] de enige huurder van Elkien zijn geweest wier huurgenot door toedoen van [A] is aangetast dan levert dat een tekortkoming op. De omstandigheid dat [E] inmiddels is verhuisd maakt die tekortkoming in het verleden niet ongedaan.
Elkien betwist dat anderen voor overlast zorgen en op die betwisting heeft Mando geen nadere feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de door omwonenden, waaronder de huurders van Elkien, ervaren overlast niet (alleen) van [A] maar (ook) van die derden afkomstig is.
4.12
Naar mag aangenomen kan, gelet op de omstandigheden van dit geval, met een redelijke mate van zekerheid worden aangenomen dat de door [A] veroorzaakte overlast in een bodemprocedure zal leiden tot een toewijzing van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst.
belangenafweging
4.13
Voorts betoogt Mando dat in het kader van de belangenafweging de uitkomst van de bodemprocedure moet worden afgewacht. Mando voert daarbij aan dat de toewijzing van de vordering tot ontruiming in kort geding een ingrijpende maatregel is die diep ingrijpt in het privé leven van [A] . Dat belang weegt volgens Mando zwaarder dan het belang van Elkien bij een ontruiming in kort geding. Het belang van Elkien is volgens Mando door het vertrek van [E] ingeboet.
4.14
Elkien heeft, zoals hiervoor is overwogen, er terecht op gewezen dat na het kort geding vonnis van de kantonrechter [A] zijn overlast veroorzakende gedragingen vanuit het gehuurde onverminderd heeft voortgezet. Het effect van die overlast is dat verschillende andere huurders van Elkien en enige overige bewoners in [B] door het gedrag van [A] in hun woongenot worden aangetast. Het belang van haar andere huurders heeft Elkien zich aan te trekken. Bovendien kampt Elkien door de gedragingen van [A] met leegstand van 2 woningen, welk nadeel zij dan nog langer zou moeten lijden. Voorts heeft het hof mee te wegen dat er geen enkele aanwijzing is dat [A] inzicht heeft in de effecten van zijn gedragingen en ontbreekt enig aanwijzing waaruit kan worden afgeleid dat [A] niet naar zijn woorden zal gaan handelen. Onder deze omstandigheden kan van Elkien in redelijkheid niet worden verwacht dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht.
4.15
Weliswaar heeft [A] een groot belang bij het behoud van zijn huurwoning, maar in dit geval wegen de belangen van de omwonenden, zoals hiervoor aangegeven, om gevrijwaard te blijven van overlast tezamen met het eigen belang van Elkien zwaarder.
4.16
Het hof hecht eraan nog het volgende op te merken. De geestelijke gezondheid van [A] baart het hof zorgen. Het strafrechtelijk traject dat al in een vroeg stadium in overleg met de GGZ in een lokaal maatwerkoverleg is afgesproken, heeft in ieder geval tot op heden niet het gewenste effect op [A] gehad. Door het huidige standpunt van de GGZ dat [A] ‘geen lopende casus’ is, is vanuit die deskundigheid geen zicht op de ernst van de huidige geestelijke gemoedstoestand van [A] en de gevolgen die dat voor derden en hemzelf kan hebben. In ieder geval is ter zitting gebleken dat bij een gedwongen ontruiming hulpverlening beschikbaar is als [A] daarvoor openstaat.

5.Slotsom

5.1
De grieven I t/m IV falen. De grieven V en VI, die tegen de toegewezen veroordelingen zijn gericht, slagen daardoor evenmin.
5.2
Mando zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het beroep en het incident worden veroordeeld, waarbij het salaris van de advocaat wordt gesteld op 2,5 punten, tarief II.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 4 september 2019;
veroordeelt Mando in de kosten van het hoger beroep, het incident daaronder begrepen, vastgesteld op € 741,- voor verschotten en op € 2.685,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit arrest tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. G. van Rijssen en mr. G. Kattenberg en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 10 december 2019.