ECLI:NL:GHARL:2019:10616

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
200.197.232/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenrapportage en beoordeling van financiële gegevens in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van Hannieman V.O.F. tegen Matrasconcurrent V.O.F. en Exgro Beheer B.V. Het hof behandelde een verstekzaak waarin een deskundige was benoemd om de conclusies van een eerder benoemde deskundige te toetsen. De deskundige heeft op 31 juli 2019 gerapporteerd, waarna Hannieman op 3 september 2019 in een memorie heeft gereageerd. Het hof vroeg de deskundige om nader te rapporteren en op de hoofdvraag een eenduidig en gemotiveerd antwoord te geven. De deskundige concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de verantwoorde kosten of omzet onjuist waren. De boekingen voldeden aan de boekhoudkundige regels en de totalen sloten aan op het verantwoorde resultaat. Het hof nam de conclusie van de deskundige over en wees de vordering van Hannieman ter zake van de beweerdelijk behaalde winst af. De beslissing ten aanzien van het geleden verlies bleef in stand, en Hannieman werd veroordeeld tot het dragen van de kosten van de deskundige in het hoger beroep. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland voor zover Matrasconcurrent daarin hoofdelijk was veroordeeld tot betaling aan Hannieman van € 18.623,-, maar bekrachtigde het vonnis voor het overige. Matrasconcurrent werd hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Hannieman van € 25.598,-, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Hannieman diende haar eigen proceskosten en de kosten van de deskundige te dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.197.232/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/94286 / HA ZA 12-216)
arrest van 10 december 2019
in de zaak van
Hannieman V.O.F.,
gevestigd te Gieten,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Hannieman,
advocaat: mr. Th. Martens, kantoorhoudend te Assen,
tegen

1.Matrasconcurrent V.O.F.,

gevestigd te Rogat,
hierna:
Matrasconcurrent,

2. Exgro Beheer B.V.,

gevestigd te Slagharen,
hierna:
Exgro,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde3],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
Matrasconcurrent c.s.,
niet verschenen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 29 januari 2019 heeft de deskundige op 31 juli 2019 nader gerapporteerd. Daar heeft Hannieman op 3 september 2019 in een memorie op gereageerd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft de deskundige gevraagd nader te rapporteren en op de hoofdvraag alsnog een eenduidig en gemotiveerd antwoord te geven. Dat heeft de deskundige inmiddels gedaan: om de aan hem gestelde vragen te beantwoorden, heeft de deskundige alle verkoopbonnen ontvangen en kostenfacturen en de boekhouding ingezien bij de accountant van Matrasconcurrent. Er zijn volgens hem geen aanwijzingen dat de verantwoorde kosten of omzet onjuist zijn: de boekingen zijn gemaakt in Accountview en de tellingen van omzet, kosten en balansposten volgen logisch uit het bestand met alle boekingen (de auditfile). De boekingen in die file voldoen aan de algemene boekhoudkundige regels. De totalen sluiten weer aan op het verantwoorde resultaat na de correcties die de vorige deskundige heeft verwerkt en de correcties die uit het arrest van 26 september 2017 blijken. Extra correcties zijn niet noodzakelijk.
2.2
De deskundige gaat verder in op een aantal concrete vraagpunten:
- er zijn kosten opgenomen die per 30-11-11 nog betaald moesten worden en dus nog niet in het bankboekingsverslag waren opgenomen. Deze zijn in de jaarrekening alsnog opgenomen. Bovendien is een aantal betalingen via de kas verricht. Hierdoor valt te verklaren dat er meer kosten in de jaarrekening staan dan via de bank zijn betaald;
- de deskundige is nagegaan of de verkoopbonnen van Hannieman als baten in de boekhouding zijn verwerkt. Hij heeft hierin geen onregelmatigheden aangetroffen;
- in het deskundigenrapport heeft de deskundige van diverse kosten vastgesteld dat deze overeenkomen met de inkoopfactuur;
- in het deskundigenrapport is weergegeven dat bij nagenoeg alle facturen een verwijzing naar Gieten of Hannieman aanwezig is;
- in het rapport is de verwachte marge van Hannieman en van Matrasconcurrent vergeleken met de marge in de boekhouding na correcties. Hieruit blijkt dat de werkelijk verantwoorde marge hoger is dan de verwachting van beide partijen. Dit geeft aan dat er geen aanleiding is om meer omzet of lagere inkoopkosten te verwachten. De deskundige sluit af met de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn dat de verantwoorde kosten onjuist zijn of dat de omzet niet klopt.
2.3
Met deze nadere rapportage, gelezen tegen het licht van het daaraan voorafgaande rapport, heeft de deskundige een eenduidig en gemotiveerd antwoord gegeven op de voor de verdere beoordeling essentiële vraag of hij de bevindingen van de eerste deskundige deelt en de wijze waarop deze deskundige daartoe is gekomen ten aanzien van de door Hannieman opgeworpen vragen. Dat antwoord luidt bevestigend. Het hof neemt die conclusie over. Dat betekent dat de vordering van Hannieman ter zake van de beweerdelijk behaalde winst moet worden afgewezen. De beslissing ten aanzien van het geleden verlies (de hiermee verband houdende vordering van Matrasconcurrent) blijft in stand. Hannieman zal de kosten van de deskundige in dit hoger beroep moeten dragen. Daarbij wordt aangetekend dat aan de beslissing daarover (zie hierna) geen gevolg meer hoeft te worden gegeven omdat Hannieman al een voorschot heeft betaald dat gelijk is aan de door het hof in zijn beschikking van 16 november 2018 begrote aanspraak.
2.4
Zoals het hof in zijn arrest van 26 september 2017 al heeft overwogen, treffen de grieven van Hannieman wel doel ten aanzien van de btw over augustus 2011 (€ 515,-) en de vergoeding over oktober en november 2011 (€ 6.460,- inclusief btw). Matrasconcurrent zal daarom alsnog worden veroordeeld tot betaling aan Hannieman van € 25.598,- (18.623 + 515 + 6.460).
2.5
Omdat Hannieman in dit hoger beroep slechts gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, zal zij haar eigen proceskosten moeten dragen.
De beslissing
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland in Assen van
10 februari 2016 voor zover Matrasconcurrent daarin hoofdelijk is veroordeeld tot betaling aan Hannieman van € 18.623,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf
30 juli 2012.
Dit vonnis wordt voor het overige bekrachtigd.
Het hof veroordeelt Matrasconcurrent hoofdelijk tot betaling aan Hannieman van € 25.598,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 30 juli 2012.
Deze veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.
Wat verder in dit hoger beroep is gevorderd, wordt afgewezen. Hannieman dient haar eigen proceskosten en de kosten van de deskundige in het hoger beroep te dragen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. I. Tubben en mr. J. Smit en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
10 december 2019.