Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Dorresteijn, verzocht om schorsing van de alimentatieverplichtingen die hem waren opgelegd, omdat hij in een acute financiële noodsituatie verkeerde. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 2.184,-- per maand aan partneralimentatie en € 785,-- per maand aan kinderalimentatie moest betalen, en deze beslissing was uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de mondelinge behandeling op 21 november 2019 plaatsvond. De man voerde aan dat zijn inkomen niet toereikend was om aan de alimentatieverplichtingen te voldoen en dat hij zijn verplichtingen tot nu toe had voldaan uit zijn reserves, die inmiddels op waren. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en vastgesteld dat de man voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in financiële problemen zou komen als de alimentatieverplichtingen volledig doorliepen.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om het schorsingsverzoek van de man deels toe te wijzen. Het hof heeft de partneralimentatie verlaagd met € 1.000,-- per maand, tot een bedrag van € 1.184,--, en de werking van de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel voor dat bedrag geschorst. Het hof heeft echter het verzoek om de werking van de beschikking ten aanzien van de kinderalimentatie niet toegewezen. Deze beslissing is genomen in het belang van beide partijen, waarbij het hof heeft meegewogen dat de man en de vrouw beide risico's liepen bij de uitvoering van de eerdere beschikking.