ECLI:NL:GHARL:2019:10514

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
200.263.308/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verzoek om spoedmachtiging voor overmaking van schadevergoeding aan onder bewind gestelde

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 3 december 2019, wordt het verzoek om een spoedmachtiging voor het overmaken van een schadevergoeding aan een onder bewind gestelde behandeld. De bewindvoerder, [verzoekster], heeft in hoger beroep het verzoek ingediend om een bedrag van € 12.807,25 over te maken aan de rechthebbende, die schade heeft geleden door een brand op 4 maart 2019. De kantonrechter had eerder een machtiging verleend voor een bedrag van maximaal € 6.000,-, maar de bewindvoerder verzoekt het hof om het volledige bedrag toe te staan. Het hof heeft echter geconstateerd dat de motivering van de kantonrechter voor de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek ontbreekt. Om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, heeft het hof de kantonrechter, mr. C.J. Hofman, verzocht om een toelichting op de beslissing. Het hof benadrukt dat het hoger beroep niet alleen de juistheid van de eerdere beslissing beoordeelt, maar ook een nieuwe behandeling van de zaak inhoudt, waarbij de actuele feiten en omstandigheden van belang zijn. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de gevraagde informatie van de kantonrechter is ontvangen en de partijen de gelegenheid hebben gehad om daarop te reageren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.263.308/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7741638 MT 19-2901)
beschikking van 3 december 2019
inzake
[verzoekster],
in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [de rechthebbende] ,
gevestigd te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. M. Zentveldt te Almere,
en
[de rechthebbende],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de rechthebbende.

1.De feiten

Bij beschikking van de kantonrechter te Lelystad van 23 december 2011 is het vermogen van de rechthebbende onder bewind gesteld. [verzoekster] is bij beschikking van 11 december 2014 per diezelfde datum benoemd tot (opvolgend) bewindvoerder.

2.Het geding in eerste aanleg

2.1
Bij verzoekschrift met als bijlage een schaderapport van [C] B.V., ingekomen bij de rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, op 3 mei 2019, heeft de bewindvoerder verzocht om een spoedmachtiging voor het overmaken van een bedrag aan de rechthebbende van € 12.807,25 in verband met door hem geleden brandschade op
4 maart 2019. Daarvan is een bedrag van € 2.371,37 – zo begrijpt het hof – bestemd voor (en gecedeerd aan) [D] in verband met de kosten van reiniging en dergelijke.
2.2
Bij de bestreden beslissing van 6 mei 2019 heeft de kantonrechter dit verzoek toegewezen tot een bedrag van maximaal € 6.000,-.

3.Het geding in hoger beroep

3.1
De bewindvoerder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat alsnog een machtiging wordt afgegeven voor het mogen overmaken van de totaal door de schade-expert [C] B.V. berekende schade van € 12.807,25, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2
Nadien heeft het hof een brief van mr. Zentveldt van 12 augustus 2019 met productie(s) ontvangen.
3.3
De bewindvoerder en de rechthebbende hebben zich ermee akkoord verklaard dat de zaak zonder mondelinge behandeling wordt beoordeeld. Het hof heeft zich na bestudering van voornoemde stukken onvoldoende voorgelicht geacht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over de (vervolgstappen in de) zaak. Dit heeft te maken met het ontbreken van de motivering in de bestreden beslissing waarbij het inleidend verzoek van de bewindvoerder gedeeltelijk is afgewezen.
3.4
Voorafgaand aan de verdere behandeling heeft het hof, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor, contact gezocht met mr. Zentveldt en hem in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen van het hof om de kantonrechter om een toelichting op de beslissing te vragen.
3.5
Door mr. Zentveldt is hiertegen, bij brief gevoegd bij het journaalbericht van
28 augustus 2019, bezwaar gemaakt.

4.De motivering van de (tussen)beslissing

4.1
Het hof heeft het bezwaar van mr. Zentveldt gelezen, maar acht desalniettemin een nadere toelichting door de kantonrechter op de beslissing noodzakelijk voor een verdere beoordeling van de zaak.
4.2
Het hof overweegt in dit verband dat het hoger beroep niet uitsluitend strekt tot een beoordeling van de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing, maar - binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep - tot een nieuwe behandeling en beslissing van de zaak. Daarbij dient het hof te oordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing op basis van de op dat moment van belang zijnde feiten en omstandigheden (ex nunc). Om die toestand naar behoren te kunnen beoordelen acht het hof informatie van de kant van de kantonrechter noodzakelijk, nu die belast is met het toezicht op het bewind en informatie daarover mede van belang is voor een juiste beoordeling van het verzoek in hoger beroep.
4.3
Het hof zal vanwege het ontbreken van een motivering voor het afwijzen van een deel van het verzochte bedrag de kantonrechter mr. C.J. Hofman in de rechtbank
Midden-Nederland, bewindsbureau, verzoeken een antwoord te geven op de vraag op grond waarvan de machtiging tot uitkering van het door [C] B.V. vastgestelde schadebedrag van € 12.807,25 voor een deel is afgewezen, mede in het licht van het feit dat de bewindvoerder akkoord is met uitbetaling van het volledige schadebedrag. Het hof verzoekt daarbij tevens te betrekken de vraag of in de machtiging van maximaal € 6.000,- ook het bedrag ten behoeve van [D] is begrepen.
Het hof verzoekt de kantonrechter om binnen een termijn van
twee wekenna dagtekening van deze beschikking de vraag te beantwoorden. Het hof vertrouwt erop dat de kantonrechter nog de beschikking heeft over de bestreden beslissing en het inleidend verzoekschrift met bijlage. Het hof ziet, mede gelet op hetgeen mr. Zentveldt daaromtrent heeft opgemerkt, geen aanleiding de kantonrechter het beroepschrift toe te zenden.
4.4
Hierna zal het hof de bewindvoerder en de rechthebbende in de gelegenheid stellen om daarop
binnen twee wekeninhoudelijk te reageren. Het hof zal de zaak daarna in beginsel op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van de bewindvoerder en de rechthebbende anders beslist. In afwachting van de toelichting en de eventuele reacties daarop, zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verzoekt de kantonrechter mr. C.J. Hofman in de rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, het hof
binnen twee wekenna heden te informeren als bedoeld in rechtsoverweging 4.3;
bepaalt dat na ontvangst van de informatie van de kantonrechter de bewindvoerder en de rechthebbende de gelegenheid hebben om daarop
binnen twee wekente reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, I.A. Vermeulen en J.D.S.L. Bosch, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 3 december 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.