Bij brief van 12 maart 2013 heeft de gemachtigde van [Appellant] het volgende
aan [Geintïmeerde 1] geschreven:
“Na onze bespreking op 14 januari 2013 ten kantore van notaris [P] in
[Vestigingsplaats] , ontving mijn cliënte van u een jaarrekening van [Geintïmeerde 1]
De toegezegde kopie van de koopovereenkomst voor de
assurantieportefeuille heeft cliënte niet ontvangen.
Tijdens onze bespreking gaf u aan dat de vennootschap geen middelen heeft om
de huur te voldoen tot aan het einde van de huurovereenkomst. U gaf ook aan
dat de huur over januari 2013 waarschijnlijk niet betaald kon worden. Wel
deelde u mede dat de vennootschap haar verzekeringsportefeuille verkocht heeft
aan het aan u verbonden [T] te [Vestigingsplaats] per 1 december
2012 voor een bedrag van ongeveer EUR 350.000,--. U meende echter dat dit
zich op holding niveau afspeelde en niet bij de vennootschap. De directeur van
mijn cliënte heeft bij wijze van minnelijke regeling voorgesteld dat de
huurovereenkomst wordt afgekocht door betaling van één jaar huur. U gaf aan
dat dat niet mogelijk was “omdat er ook wat over moest blijven voor de erven “.
Zoals ook volgt uit de jaarrekening van de vennootschap is de
verzekeringsportefeuille een actief dat toebehoort aan de vennootschap. Indien
dat het enige actief is, dient dat te worden gebruikt om de schuldeisers naar
evenredigheid van hun vorderingen te betalen. Gekapitaliseerd is de vordering
van mijn cliënte EUR 62.640,--. Volgens de balans van de vennootschap is er
EUR 460.000,-- aan schulden. Als de vordering van mijn cliënte daar bij op
wordt geteld maakt dat EUR 522.640,-. Als de portefeuille is verkocht voor EUR
350.000,- en er zou geen enkel ander actief bestaan, zou dat betekenen dat 67%
van de schulden betaald kan worden. Oftewel: mijn cliënte zou bij een
evenredige verdeling EUR 41.970,- behoren te ontvangen. De werkelijke cijfers
per eind 2012 kunnen natuurlijk afwijken en wellicht is er nog wat extra actief
dat verkoopbaar is, maar dit is het principe.
Mijn cliënte heeft voorgesteld dat u een totaalbedrag van EUR 21.000,- betaalt
ten titel van schadevergoeding voor tussentijdse beëindiging van het huurcontract, waarbij dan tevens de in het pand aanwezige inventaris wordt overgedragen. Daarnaast dienen natuurlijk alle tot nu toe opeisbare huurtermijnen te worden voldaan met servicekosten. Inmiddels betreft dat de huur met servicekosten van januari t/m maart 2013. Mijn cliënte is bereid dit schikkingsvoorstel nog tot het einde van deze maand gestand te doen. Indien niet
uiterlijk op 31 maart 2013 dit voorstel is aanvaard en genoemd bedrag (plus de
openstaande huurtermijnen) is voldaan, komt het voorstel te vervallen en laat u
cliënte geen andere keuze dan de rechter de huurovereenkomst te laten
ontbinden en schadevergoeding te laten vaststellen ter hoogte van de resterende
huurtermijnen.”