Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de op 23 oktober 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
4 december 2019 of zoveel eerder als mogelijk is.
A. de beschikking van de kantonrechter te vernietigen,
B. indien en voor zover de beschikking niet wordt vernietigd, het verzoek van de Stichting met betrekking tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst alsnog toe te wijzen per eerst mogelijke datum voor zover de arbeidsovereenkomst nog niet eerder rechtsgeldig is geëindigd;
C. indien en voor zover de Stichting wordt veroordeeld om tot de datum van de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst loon aan [geïntimeerde] te voldoen, dit loon te beperken tot driemaal € 902,17 bruto;
3.De feiten
Eigen gebruik:
E: Hoezoo recht in je bek liegen en hoezo ben ik de groeps app uitgegooid?
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5. De beoordeling in hoger beroep
Dat je niet meer hoeft te komen, zegt [naam baas]” ten onrechte sec als een ontslaggrond heeft beoordeeld en heeft getoetst of dit ene bericht de ontslaggrond bevatte. Zij stelt zich op het standpunt dat de WhatsApps van 26 januari 2019, ten vervolge op de WhatsApp van 25 januari 2019, een ontslaggesprek vormen en te vergelijken zijn met een ontslaggesprek in persoon, inclusief hoor en wederhoor. Uit de WhatsApps zoals geciteerd onder 3.7 volgt duidelijk wat de reden voor het ontslag op staande voet is, aldus de Stichting.
Dat je niet meer hoeft te komen, zegt [naam baas]” niet een aanduiding van de ontslaggrond bevat. De stelling van de Stichting dat uit de WhatsApps in zijn totaliteit beschouwd, zoals overigens klaarblijkelijk de kantonrechter ook heeft gedaan met diens overweging dat daarbij de context meespeelt die voorafging aan deze mededeling, volgt wat de ontslaggrond is, verwerpt het hof.
Nee is hoed. Moet ik nog komen vamidag. Of wat is de bedoeling. ???”volgt dat tot op dat moment kennelijk voor [geïntimeerde] nog steeds niet duidelijk was dat hij (laat staan: op staande voet) ontslagen was.
Ook het verweer van de Stichting dat het duidelijk was dat de overige verwijten niet de reden voor het ontslag vormden, maar uitsluitend het liegen, zoals de Stichting ter toelichting op de grief heeft aangevoerd, gaat niet op. Dat [geïntimeerde] voor het te laat ziek melden één maand eigen gebruik wordt ontzegd, zoals de Stichting heeft aangevoerd, is zonder toelichting die ontbreekt, niet goed te rijmen met het gegeven ontslag op staande voet. Immers, ontzegging van eigen gebruik voor de periode van een maand daarna, impliceert dat de arbeidsovereenkomst in stand zou blijven. Als dan desondanks toch een ontslag volgt, kan dit uit de aard der zaak geen betekenis meer hebben voor de maand daarop, maar kan redelijkerwijze door de werknemer worden opgevat als (mede) redengevend voor het ontslag. Dat het niet thuis zijn van [geïntimeerde] slechts aan de orde komt bij de uitleg van de leugen, zoals de Stichting verder heeft aangevoerd, is in het kader van het verleende ontslag niet zo helder als de Stichting stelt. Uit de WhatsApp bericht van [leidinggevende] : “
Jah heb jou toen ook gezegd dat je dus niet de deur uit kunt gaan”en waarbij op zijn reactie van
“kinderachtig gedoe dit”zij antwoordt met:
” Nee jij [geïntimeerde] .. dat je nu nog niet eens je fout inziet .. helaas”kan bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat hem een verwijt wordt gemaakt van afwezigheid. Wanneer onmiddellijk daarna volgt dat hij niet meer hoeft te komen, kon [geïntimeerde] (ook) dit in redelijkheid opvatten als (mede)redengevend voor het ontslag.
Dat het voor de Stichting niet mogelijk is om aan te tonen hoeveel hij werkt, wat hij verdient en hoe zich dat verhoudt met het loon bij de Stichting, zoals zij heeft aangevoerd in de toelichting op deze grief, miskent dat dit voor de beschikbaarheid op zichzelf geen betekenis heeft. Voor een omkering van de bewijslast, zoals de Stichting heeft gesteld, heeft zij onvoldoende gronden aangevoerd.
Nu het ontslag op staande voet stand houdt, heeft de Stichting nog steeds te gelden als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in eerste aanleg, waarmee grief 9 voor het overige faalt. Grief 10 heeft als zogenoemde veeggrief geen zelfstandige betekenis en faalt.
6.De beslissing
4 december 2019.