Uitspraak
[appellant] ,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.Slotsom
812,08
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2019, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure betreffende onrechtmatige daad. De appellant, De Stadbakkerij Lelystad, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerden, die betrokken waren bij het afvoeren van goederen die aan de openbare weg waren geplaatst. De appellant stelde dat de geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld door de goederen zonder toestemming af te voeren, en dat zij zich als rechthebbenden hebben gepresenteerd. Het hof heeft de bewijsopdracht aan de appellant gegeven om aan te tonen dat de geïntimeerden de goederen hebben laten afvoeren. Echter, het hof oordeelde dat het gevraagde bewijs niet is geleverd. De getuigenverklaring van de appellant zelf en die van een derde getuige, [B], waren onvoldoende om te concluderen dat de geïntimeerden het initiatief tot afvoer hebben genomen of zich als rechthebbenden hebben gepresenteerd. Het hof heeft de eerdere beoordeling van het bewijs bevestigd en geconcludeerd dat het onrechtmatig handelen van de geïntimeerden niet is komen vast te staan. De grieven van de appellant in het principaal hoger beroep, die betrekking hadden op de hoogte en toewijsbaarheid van de schade, werden eveneens afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland vernietigd en de vorderingen van de appellant afgewezen, waarbij de appellant in de proceskosten is veroordeeld.