Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster] ,
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2014, van wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De ouders, die in hoger beroep zijn gekomen van eerdere beschikkingen van de kinderrechter, hebben ernstige zorgen over de opvoedingsomgeving van hun kind. De kinderrechter had eerder al een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat er sprake was van een onveilige en onvoorspelbare opvoedingsomgeving, met meldingen van huiselijk geweld, een vervuilde woning en vermoedens van drugsgebruik door de ouders. Ondanks eerdere hulpverlening in vrijwillig kader, was er onvoldoende verbetering in de situatie van de ouders, die niet in staat waren om de zorg en opvoeding van hun kind adequaat te dragen. Het hof heeft geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was en heeft de eerdere beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd. De ouders hebben in hoger beroep grieven ingediend tegen de machtiging tot uithuisplaatsing, maar het hof heeft geconcludeerd dat de zorgen over de opvoedingsomgeving nog steeds aanwezig zijn en dat er onvoldoende zicht is op de situatie van de ouders. De ouders zijn niet ter zitting verschenen, wat ook bijdroeg aan de beslissing van het hof om de uithuisplaatsing te handhaven.