Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de scheiding van tafel en bed tussen partijen. De vrouw had in eerste aanleg verzocht om de scheiding van tafel en bed, waarop de man geen verweerschrift had ingediend. In hoger beroep verzocht de man om de echtscheiding, maar het hof oordeelde dat de praktische bezwaren van de man niet konden leiden tot toewijzing van zijn verzoek. De man stelde dat hij en de vrouw tot de Jehova's getuigen behoren en dat de regels binnen deze gemeenschap strenge voorwaarden stellen aan scheiding en ontbinding van het huwelijk. Hij had aanvankelijk geen verweer gevoerd omdat hij het verzoek van de vrouw steunde, maar ontdekte later dat de vrouw overspel had gepleegd. De man was van mening dat hij niet kon wachten op de mogelijkheid om een nieuw leven op te bouwen, omdat het geloof hem verbiedt om een nieuwe relatie aan te gaan zolang het huwelijk niet is ontbonden. De vrouw ontkende de beschuldigingen van overspel en stelde dat zij recht had op de scheiding van tafel en bed. Het hof concludeerde dat er sprake was van duurzame ontwrichting van het huwelijk en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die de scheiding van tafel en bed had uitgesproken. De beslissing van het hof was dat het verzoek van de man tot vernietiging van de beschikking werd afgewezen.