In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagskwestie, het hoofdverblijf, de omgang en de geslachtsnaamwijziging van een minderjarige, geboren in 2001. De ouders van de minderjarige zijn verwikkeld in een langdurige strijd, waarbij de moeder in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de vader toekomt, de moeder de omgang met de minderjarige is ontzegd, en de vader vervangende toestemming is verleend voor de aanvraag van een wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 2012 bij de vader woont en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat hij klem of verloren raakt tussen de ouders. De moeder heeft in haar grieven aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderzocht of het goed gaat met de minderjarige, maar het hof oordeelt dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de vader. De moeder heeft bovendien bedreigende berichten gestuurd die schadelijk zijn voor de minderjarige.
Het hof heeft de verzoeken van de moeder om ondertoezichtstelling en om het gezag alleen aan haar toe te kennen afgewezen. Ook de verzoeken om omgang en geslachtsnaamwijziging zijn niet toegewezen, omdat de toestemming van de moeder voor de geslachtsnaamwijziging niet nodig is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor wat betreft het gezag, hoofdverblijf en omgang, maar vernietigd voor de geslachtsnaamwijziging, en het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor de geslachtsnaamwijziging afgewezen.