Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“in grote lijnen akkoord na invulling/verfijning van details zoals o.a. optierechten algemene voorwaarden etc.”en daarbij zijn handtekening geplaatst met de datum 24 april 2016. [appellant] heeft op een later tijdstip zijn handtekening op de laatste pagina van het model geplaatst.
”Hufter! De laatste aan wie ik het verhuur ben jij! Heb het al aan andere. Verhuurd. had nooit huurovereenkomst met jou! [voornaam geïntimeerde]”.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- een verklaring voor recht dat het document, overgelegd als productie 3 (hof: het model huurovereenkomst, gedateerd 24 april 2016, met handgeschreven notities van [geïntimeerde] ) een tussen partijen bestaande huurovereenkomst is;
- ontbinding van de huurovereenkomst;
- betaling door [geïntimeerde] van een bedrag van € 2.600.000,00 ter vergoeding van gederfde winst, te vermeerderen met wettelijke rente, dan wel (subsidiair en meer subsidiair) verwijzing naar de schadestaatprocedure ter vaststelling van de schadevergoeding;
- een verbod voor [geïntimeerde] tot het direct of indirect (doen) exploiteren van een restaurant, lunchroom, ijssalon of ander soortgelijk horecabedrijf gedurende 10 jaar vanaf datum uitspraak op straffe van een dwangsom;
- veroordeling van [geïntimeerde] om gedurende 10 jaar vanaf datum uitspraak bij vervreemding van het pand aan zijn rechtsopvolger voornoemd verbod op te leggen en elke rechtsopvolger gedurende voornoemde looptijd te verplichten voornoemd verbod bij elke volgende vervreemding op te leggen aan de opvolgende rechtsopvolger, dit alles eveneens op straffe van een dwangsom;
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“[voornaam geïntimeerde], graag ontvang ik dit mailtjevoor akkoordretour zodat we degrote lijnenvast hebben liggen”(onderstreping hof). Aldus was op dat moment nog geen sprake van een bindende huurovereenkomst tussen partijen.
”BV. niet overdraagbaar”, leidt het hof af dat [geïntimeerde] alleen bij voorbaat met indeplaatsstelling van een andere rechtsvorm akkoord wilde gaan als vastgelegd zou worden dat de exploitatie in handen zou blijven van [appellant] . Niet kan worden gezegd dat deze bepaling van ondergeschikt belang is, aangezien deze betrekking heeft op de identiteit van de huurder na indeplaatsstelling en de identiteit van de huurder tot de essentialia van de huurovereenkomst behoort.
“koop optie nader omschrijven”, “recht tot matchen”en
“ook terras”genoteerd. [appellant] betwist niet dat de koopoptie nog nader uitgewerkt diende te worden, maar stelt dat partijen hierover ook al overeenstemming hadden bereikt. Waaruit die overeenstemming dan precies bestaat, wordt niet nader onderbouwd en blijkt evenmin uit de overgelegde stukken. Uit de enkele notitie van [geïntimeerde]
“recht tot matchen”kan deze in ieder geval niet worden afgeleid. De pas in de procedure ingenomen stelling van [appellant] dat de koopoptie van ondergeschikt belang was, kan het hof niet volgen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [appellant] eerst zelf bezig is geweest met de aankoop van het pand om daarin een hotel/restaurant te exploiteren, maar dat hem dat uiteindelijk niet is gelukt. Vervolgens is hij onderhandelingen gestart met [geïntimeerde] om het pand te huren, zodat hij het toch kon exploiteren. Uit de stellingen van [appellant] maakt het hof voorts op dat de huur van het pand voor hem van groot belang was, omdat hij bezig was met de overname van het horecabedrijf in het schuin tegenover staande pand aan de [adres] en hij dan de mogelijkheid had om twee direct naast elkaar gelegen terrassen te exploiteren. Hij heeft uiteindelijk dit bedrijf ook daadwerkelijk overgenomen. In dat verband kan worden aangenomen dat de koopoptie in ieder geval tijdens de onderhandelingen voor [appellant] een wezenlijk onderdeel uitmaakte van de met [geïntimeerde] te sluiten huurovereenkomst en dat, ondanks het gegeven dat een koopoptie wellicht geen onderdeel uitmaakt van de essentialia van een huurovereenkomst, het definitieve tot stand komen van de huurovereenkomst tussen partijen mede afhing van het regelen hiervan. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de koopoptie steeds als onderwerp terug komt in de e-mailcorrespondentie tussen partijen.
nainvulling/verfijning van details zoals het optierecht, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat met de opstelling van de model huurovereenkomst nog geen algehele overeenstemming was bereikt en partijen over een aantal punten nog moesten verder onderhandelen. Naar het oordeel van het hof dient de model huurovereenkomst dan ook te worden aangemerkt als een stuk dat diende ter ondersteuning voor het voeren van nadere onderhandelingen. Het gegeven dat partijen vervolgens overleg zijn gaan voeren over de verbouwing van het pand kan niet tot de conclusie leiden dat partijen daarmee ook al uitvoering zijn gaan geven aan de huurovereenkomst. Dat [appellant] door [geïntimeerde] werd betrokken bij de verbouwing van het pand was niet meer dan logisch gezien de onderhandelingen die partijen op dat moment voerden over de huur en exploitatie van het pand door [appellant] .