Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde 1] ,
1.Het verdere verloop van het geding
2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
om en nabij”, en [appellant] met een andere niet op voorhand onaannemelijke berekening komt ten aanzien van het aantal vierkante meters van de strook grond, en er terecht op wijst dat in eerste aanleg ook een vordering is ingesteld ten aanzien van een tweede strook grond, de groen gearceerde strook grond (zie de kaart hierna onder 3.1.) staat vast dat de rechter in eerste aanleg gevraagd is te oordelen over een belang dat boven het bedrag van € 1.750,00 ligt. Onbesproken kan hierbij blijven dat volgens [appellant] uitgegaan dient te worden van een andere (hogere) grondprijs. Al met al zijn er onvoldoende duidelijke aanwijzingen (in de zin van artikel 332 lid 1 Rv) dat de vordering van [geïntimeerden] geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,00. [appellant] is ontvankelijk in het hoger beroep.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief 1op is gekomen tegen het oordeel dat sprake is van verkrijgende verjaring ten aanzien van de strook grond, mist de grief feitelijke grondslag nu de kantonrechter in het midden heeft gelaten of sprake is van verkrijgende verjaring of bevrijdende verjaring. De kantonrechter heeft vastgesteld dat sprake is geweest van twintig jaar onafgebroken bezit van de grond zodat zelfs indien geen sprake is van goede trouw, zoals is vereist voor verkrijgende verjaring ingevolge artikel 3:99 jo 3:108 BW gedurende een termijn van tien jaar, er toch sprake is van bezitsverlies van [appellant] op grond van bevrijdende verjaring in de zin van artikel 3:306 jo artikel 3:314 BW in samenhang met artikel 3:105 BW. Het hof begrijpt de grief van [appellant] aldus dat deze ook ziet op het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van onafgebroken bezit van de strook grond door (de rechtsvoorgangers van) [geïntimeerden] gedurende twintig jaar. Blijkens de memorie van antwoord in het principaal appel heeft [geïntimeerden] de grief ook zo opgevat.
grief 1faalt.
grief 2komt [appellant] op tegen de veroordeling om de groene strook grond met een breedte van ongeveer 40 cm, bij partijen genoegzaam bekend, binnen twee maanden te ontruimen en ter vrije beschikking aan [geïntimeerden] te stellen
Wat hij[hof: [appellant] ]
alleen wil is eigenaar zijn van wat hij gekocht heeft. Het Oranje deel (op de overgelegde plattegrond) is van hem en het groene deel (op de plattegrond) niet.” maar bovendien onvoldoende om deze erkentenis te herroepen. Bij deze stand van zaken komt het hof niet toe aan het bewijsaanbod van [appellant] dat bovendien in het kader van grief 2 onvoldoende gespecificeerd is.