ECLI:NL:GHARL:2018:9845

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
200.199.249/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering en verrekeningsverweer in civiele procedure tussen Van der Kaap Auto Groep B.V. en KNP B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geldvordering en een verrekeningsverweer tussen Van der Kaap Auto Groep B.V. en KNP B.V. Van der Kaap, appellante in het principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 8 juni 2018 aangevochten. De rechtbank had Van der Kaap veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 44.670,- aan KNP, inclusief btw, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Van der Kaap vorderde vernietiging van dit vonnis en terugbetaling van reeds betaalde bedragen, vermeerderd met rente en kosten.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die in eerdere vonnissen zijn beschreven. Er bestond een langdurige handelsrelatie tussen de partijen, waarbij KNP auto's voor Van der Kaap heeft ingevoerd en verkocht. De geschilpunten betroffen onder andere facturen voor de verkoop van voertuigen en de vraag of Van der Kaap recht had op verrekening van vorderingen op KNP. Het hof heeft de grieven van Van der Kaap beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank in eerste aanleg op verschillende punten terecht had geoordeeld, maar dat de hoofdsom moest worden aangepast naar € 39.670,-.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk wordt bekrachtigd, maar de hoofdsom wordt verlaagd. Van der Kaap heeft recht op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan KNP, en de kosten van de procedure worden gecompenseerd. Het hof heeft de uitspraak op 13 november 2018 gedaan, waarbij de kostenveroordeling in stand blijft, maar de partijen ieder hun eigen kosten dragen in het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.199.249/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/151323 / HA ZA 14-277)
arrest van 13 november 2018
in de zaak van
Van der Kaap Auto Groep B.V.,
gevestigd te Marum,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Van der Kaap,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
KNP B.V.,
gevestigd te Haren,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
KnP,
advocaat: mr. J.H. Arends, kantoorhoudend te Roden.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 maart 2018 hier over. Ter uitvoering daarvan heeft op 24 oktober 2018 een comparitie van partijen plaats gevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
1.2
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op basis van het door Van der Kaap voorafgaand aan de comparitie van partijen overgelegde procesdossier en het verhandelde ter comparitie.
1.3
Van der Kaap heeft in hoger beroep gevorderd, kort weergegeven, het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 8 juni 2018 te vernietigen, de vorderingen van KnP alsnog af te wijzen, KnP te veroordelen tot terugbetaling aan Van der Kaap van wat uit hoofde van dat vonnis reeds is betaald, vermeerderd met wettelijke rente en KnP te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat, voor zover van belang in hoger beroep, uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.4 van het vonnis van 8 april 2015 nu tegen die vaststelling van de feiten geen grieven zijn gericht.
2.2
Tussen KnP en Van der Kaap heeft jarenlang een handelsrelatie bestaan. In dat kader heeft KnP in opdracht en voor rekening van Van der Kaap auto's vanuit het buitenland ingevoerd in Nederland. Partijen hebben elkaar ook over en weer auto's verkocht.
2.3
KnP heeft aan Van der Kaap onder andere een factuur d.d. 18 oktober 2013 (met factuurnummer 20131685) ad € 21.500,- gestuurd wegens de verkoop van een Opel met kenteken [00-YYY-0] .
2.4
Ter zake van de verkoop van een Volvo met kenteken [01-YYY-1] heeft KnP aan Van der Kaap ook een factuur gezonden (met factuurnummer 20131686) ad € 45.000,-.
2.5
KnP heeft Van der Kaap bij brief van 15 augustus 2014 gesommeerd over te gaan tot betaling van een bedrag van € 51.000,-, zijnde de optelsom van het hiervoor onder 2.4 genoemde bedrag van € 45.000,- en een gedeelte van € 6.000,- van de hiervoor onder 2.3 genoemde factuur. Ook is daarbij aanspraak gemaakt op een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.285,-.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
KnP heeft in eerste aanleg, na wijziging van eis en samengevat, gevorderd Van der Kaap te veroordelen tot betaling van:
- een hoofdsom van € 48.500,- inclusief btw, subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente;
- een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.285,-, subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag;
- een bedrag van € 11.843,78 ter zake van het door KnP betaalde voorschot deskundigenonderzoek, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente;
- de proceskosten, inclusief wettelijke rente daarover en nakosten.
3.2.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 augustus 2015 deskundigenbericht gelast. Doel was inzichtelijk te krijgen of partijen over en weer iets van elkaar te vorderen hebben. De deskundige heeft op 5 januari 2016 rapport uitgebracht. Gerapporteerd is over 13 verschillen tussen de administraties van partijen (verder: de verschilposten). De rechtbank heeft deze verschillen beoordeeld en is op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat Van der Kaap per saldo aan KnP verschuldigd is een bedrag van € 44.670,- (inclusief btw) in hoofdsom. Van der Kaap is vervolgens bij vonnis van 8 juni 2016, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling van die hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.285,- en de proceskosten ad € 17.396,80 vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

Inleiding
4.1
Van der Kaap heeft ter afwering van de vordering van KnP in eerste aanleg een beroep gedaan op verrekening met vorderingen van Van der Kaap op KnP. De rechtbank heeft in het eindvonnis van 8 juni 2016 tot uitgangspunt genomen dat het beroep op verrekening wordt gepasseerd indien de gegrondheid ervan niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Daarvan is volgens de rechtbank sprake indien de tegenvordering van Van der Kaap wordt betwist en die betwisting noopt tot bewijslevering. In zijn
eerste griefin het principaal hoger beroep komt Van der Kaap op tegen dat oordeel. In de
grieven 2 tot en met 7richt van der Kaap zich tegen de beoordeling door de rechtbank van de in die grieven genoemde verschilposten. In de
grieven 8 en 9komt hij op tegen het eindoordeel van de rechtbank over de toewijsbaarheid van de vorderingen van KnP, de proceskosten daaronder begrepen.
4.2
KnP heeft in het incidenteel hoger beroep
één griefopgeworpen. Daarin komt zij op tegen het oordeel van de rechtbank over de verschilpost inzake de BMW 335D.
4.3
Het hof zal eerst het beoordelingskader van deze zaak schetsen en vervolgens de diverse verschilposten beoordelen. Op die manier komen alle grieven (in principaal en incidenteel hoger beroep) aan de orde. Na die beoordeling zal de balans worden opgemaakt.
Beoordelingskader
4.4
KnP is deze procedure begonnen op basis van de stelling dat Van der Kaap één factuur geheel en een tweede factuur deels onbetaald had gelaten. In totaal ging het om een bedrag van € 51.000,- in hoofdsom. Ter afwering van die vordering heeft Van der Kaap, zoals hiervoor (onder 4.1) al vermeld, een beroep gedaan op verrekening. De rechtbank is vervolgens tot de conclusie gekomen (vonnis van 8 april 2015) dat het geschil zich toespitst "
op de vraag of partijen over en weer nog iets van elkaar te vorderen hebben uit hoofde van de handelsrelatie die tussen hen heeft bestaan en zo ja, welk bedrag". Bij vonnis van
12 augustus 2015 is deskundigenbericht gelast. De daarbij aan de deskundige gestelde vragen strekten ertoe de rechtbank in staat te stellen het antwoord te vinden op de gestelde vraag.
4.5
De deskundige heeft op 5 januari 2016 rapport uitgebracht. Uitgaande van de administratie van ieder van partijen heeft, aldus de deskundige, Van der Kaap (volgens haar administratie) een vordering op KnP van € 24.815,- en KnP (volgens haar administratie) een vordering op Van der Kaap van € 53.500,-. De rechtbank heeft blijkens het eindvonnis van
8 juni 2016 deze vaststelling overgenomen als uitgangspunt voor verdere beoordeling. Geen van de grieven richt zich tegen dat uitgangspunt. Ter comparitie in hoger beroep is het bovendien nog eens uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Partijen hebben toen te kennen gegeven dat uitgangspunt te aanvaarden. Ook het hof neemt genoemde bedragen daarom als vertrekpunt voor verdere beoordeling en spreekt in dit verband verder over "het beginsaldo" of, gezamenlijk, "de beginsaldi".
4.6
De rechtbank heeft vervolgens de door de deskundige in kaart gebrachte verschilpunten tussen de administraties beoordeeld en op basis van dat oordeel bepaald of een correctie moet worden aangebracht op de beginsaldi en, zo ja, tot welk bedrag. Ook tegen deze aanpak zijn geen grieven gericht en ter comparitie in hoger beroep hebben partijen daarmee bovendien ingestemd. Opgemerkt moet nog wel worden dat Van der Kaap (ook toen) heeft benadrukt dat KnP deze procedure is begonnen op basis van een gestelde (gedeeltelijke) non betaling van een tweetal facturen waarvan de verschuldigdheid op zichzelf niet is betwist, maar die stelling is niet ontwikkeld als bezwaar tegen de nu besproken beoordelingsmethode van de zaak, maar ter onderstreping van de stelling van KnP dat de bewijslast in deze zaak volledig bij Van der Kaap ligt omdat Van der Kaap een (tegen)vordering stelt te hebben op KnP.
4.7
Met als vertrekpunt de vordering zoals die uit de administratie van ieder van partijen blijkt zal het hof daarom de verschilpunten beoordelen voor zover daartegen een grief is opgeworpen. Bij elk verschilpunt wordt stilgestaan bij de bewijslast (grief 1 van Van der Kaap) en gemotiveerd waarom deze is zoals dan telkens vermeld.
Verschilpunt 1: kastransacties ad € 6.135,-
4.8
De deskundige heeft gerapporteerd dat Van der Kaap volgens haar administratie
€ 6.135,- meer heeft betaald aan contanten via de kas, dan KnP administratief heeft verantwoord. Die vaststelling van de deskundige is niet in geschil. Waar als uitgangspunt voor beoordeling heeft te gelden de vordering van KnP zoals die uit haar administratie blijkt geldt dat op dit onderdeel niet van een vordering van KnP sprake is: uit haar administratie blijkt immers niet van een vordering met betrekking tot dit bedrag op Van der Kaap. Het is, integendeel, wel zo dat Van der Kaap, volgens haar administratie, een (tegen)vordering heeft op KnP. Ten aanzien van die (tegen)vordering beroept Van der Kaap zich op verrekening.
4.9
De rechter kan, zo bepaalt artikel 6:136 BW, een vordering ondanks een beroep van een gedaagde op verrekening toewijzen indien de gegrondheid van het verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Beoordeeld moet dus worden of de tegenvordering waarop Van der Kaap zich ter verrekening beroept op eenvoudige wijze is vast te stellen. Het antwoord op die vraag is "nee". Enige andere onderbouwing dan de enkele vaststelling dat haar administratie een ander bedrag aan kasbetalingen laat zien dan die van KnP is niet gegeven. Die enkele stelling is onvoldoende. Bewijslevering zou, gesteld al dat aan de vereisten daarvoor is voldaan, nodig zou zijn om het verweer op juistheid te onderzoeken. Daarmee is gegeven dat de gegrondheid van het verweer van Van der Kaap niet "op eenvoudige wijze" is vast te stellen en dus niet gehonoreerd wordt.
4.1
De rechtbank heeft in gelijke zin geoordeeld en de nu besproken post daarom in mindering gebracht op het beginsaldo (€ 24.815,-) van Van der Kaap. Dat oordeel was juist.
Verschilpunt 3: de Safretti haard ad € 850,-
4.11
De deskundige heeft in de administratie van Van der Kaap een factuur (nr. 42853) ad € 850,- aangetroffen ter zake de leverantie van een Safretti haard aan een relatie van KnP, welke factuur niet is aangetroffen in de administratie van KnP. Ook hier geldt dat de vordering van KnP niet op deze factuur is gebaseerd: uit haar administratie blijkt immers niet van een vordering op Van der Kaap met betrekking tot dit onderdeel. Het is, integendeel, zo dat Van der Kaap, volgens haar administratie, een (tegen)vordering heeft op KnP. Ten aanzien van die (tegen)vordering beroept Van der Kaap zich op verrekening. KnP heeft die tegenvordering gemotiveerd weersproken.
4.12
Gelijk onder 4.9 werd overwogen met betrekking tot de kastransacties geldt daarom ook hier dat het erom gaat of de tegenvordering van Van der Kaap op eenvoudige wijze is vast te stellen. Enige andere onderbouwing dan de enkele vaststelling dat in haar administratie de genoemde factuur aanwezig is heeft Van der Kaap niet gegeven. Die enkele omstandigheid is onvoldoende. Bewijslevering zou, gesteld al dat aan de vereisten daarvoor is voldaan, nodig zou zijn om het verweer op juistheid te onderzoeken. Daarmee is gegeven dat het verweer van Van der Kaap niet "op eenvoudige wijze" is vast te stellen en dus niet gehonoreerd wordt.
4.13
De rechtbank heeft in gelijke zin geoordeeld en de nu besproken post daarom in mindering gebracht op het beginsaldo (€ 24.815,-) van Van der Kaap. Dat oordeel was juist.
Verschilpunt 4: Audi A8 € 40.000,-
4.14
De deskundige heeft in de administratie van KnP aangetroffen een factuur van KnP aan Van der Kaap van 12 december 2011 ter hoogte van € 40.000,-. Partijen spreken in deze procedure over de "creditfactuur". Het hof zal die term overnemen. Op de factuur is vermeld:
"Wij belasten u conform afspraak op Audi A8 [02-YYY-2] ".Deze creditfactuur is niet aangetroffen in de administratie van Van der Kaap.
4.15
KnP stelt dat zij destijds de desbetreffende Audi A8 voor € 100.000,- heeft ingekocht bij Van der Kaap, dat partijen hebben afgesproken dat Van der Kaap € 140.000,- zou factureren (hetgeen is geschied) maar dat KnP vervolgens een bedrag van € 40.000,- zou mogen "opplussen" op vervolgfacturen van haar aan Van der Kaap om aldus het verschil (van € 40.000,-) tussen koopprijs en factuurbedrag te kunnen terugverdienen. Zover is het echter nooit gekomen. Ook anderszins heeft nooit betaling van dat bedrag plaats gevonden. KnP stelt dat Van der Kaap tekort is geschoten in de nakoming van de gemaakte afspraak.
4.16
KnP heeft die afspraak ten grondslag gelegd aan haar vordering. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van het bestaan van die afspraak daarom op KnP. Van een bijzondere regel die tot een andere bewijslastverdeling noopt is geen sprake. Ook de eisen van de redelijkheid en billijkheid nopen daartoe niet.
4.16
Het hof oordeelt KnP voorshands geslaagd in het bewijs en wel op grond van de volgende, in onderlinge samenhang te beschouwen, feiten, omstandigheden en overwegingen.
a. Blijkens het rapport van de deskundige (regel 284-286) heeft de heer [A] (directeur van partij Van der Kaap) het bestaan van de afspraak aan hem bevestigd.
b. Blijkens het rapport van de deskundige (regel 304-306) heeft de heer [A] (directeur van partij Van der Kaap) desgevraagd aangegeven dat de handelswaarde van de Audi A8 eerder in de richting van € 100.000,- dan in die van € 140.000,- heeft gelegen.
c. KnP heeft aan de deskundige overgelegd (bijlage 33 bij het deskundigenrapport) een waardering van "AutotelexPro", een door veel autohandelaren gebruikte database die onder andere de handelswaarde van voertuigen levert. De waardering in deze database van een soortgelijke Audi A8 met een nieuwwaarde van € 164.890,- bedraagt € 79.399,-. De bruikbaarheid of juistheid van deze taxatie in het handelsverkeer is door Van der Kaap onvoldoende gemotiveerd (bijvoorbeeld met een andere taxatie) betwist.
d. Factuur én creditfactuur zijn door KnP in de btw-aangifte verwerkt, zodat per saldo over een bedrag van € 100.000,- btw is afgedragen en niet over een bedrag van € 140.000,- (zie deskundigenbericht regels 307-309).
e. KnP heeft de Audi A8 voor een bedrag van € 100.000,- doorverkocht aan Benjamins & Derks (zie deskundigenbericht regels 291-295). De factuur van KnP aan Benjamin & Derks met betrekking tot deze transactie is gedateerd 12 december 2011. De factuur (nr. 42851, productie 2 bij conclusie van antwoord) van Van der Kaap aan KnP ter hoogte van € 140.000,- inzake de verkoop van de Audi A8 door van der Kaap aan KnP is gedateerd
7 november 2011. Doorverkoop door KnP heeft derhalve binnen een tijdsbestek van ongeveer één maand plaats gevonden. Dat past meer in het scenario van een verkoopprijs tussen partijen van € 100.000,- dan € 140.000,- omdat KnP anders een verlies van maar liefst € 40.000 zou hebben geleden terwijl de Audi 8 maximaal ongeveer één maand ouder was geworden. Van der Kaap heeft nog aangevoerd dat de verkoop misschien wel heeft plaats gevonden
"omdat KnP geld nodig had", maar die stelling is zo algemeen dat daaraan geen betekenis voor deze zaak kan worden toegekend.
4.17
Van der Kaap heeft tegenbewijs aangeboden. Ter comparitie in hoger beroep heeft zij dat aanbod aldus ingevuld dat zij geen getuigen wil horen, maar uitsluitend stukken wil overleggen. Op zich zelf genomen heeft Van der Kaap ook het recht tegenbewijs te leveren door bescheiden in het geding te brengen. De goede procesorde verzet zich er echter tegen dat Van der Kaap daartoe alsnog in de gelegenheid wordt gesteld. Het hof heeft ingevolge art. 20 lid 1 Rv. tot taak te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure en mag daartoe zo nodig ook ambtshalve maatregelen treffen. De onderhavige procedure wordt in het bijzonder daardoor gekenmerkt dat deskundigenbericht is gelast. Uit dat bericht blijkt dat de deskundige, in overeenstemming met de instructies van de rechtbank, partijen in de gelegenheid heeft gesteld commentaar te leveren op de bevindingen van de deskundige, derhalve ook over diens bevindingen met betrekking tot de Audi A8. Daarna heeft Van der Kaap, in eerste aanleg, nog tot driemaal toe een akte genomen. In hoger beroep heeft hij van grieven gediend. In het tussenarrest van het hof van 20 maart 2018 (waarbij de comparitie van partijen is bevolen) is (ook) Van der Kaap in de gelegenheid gesteld alsnog nadere stukken in het geding te brengen. Aldus bestond voor Van der Kaap ruim de gelegenheid gedurende de procedure in eerste aanleg en daarna tot aan de mondelinge behandeling in hoger beroep bescheiden ter onderbouwing van haar verweer in het geding te brengen. Gesteld, laat staan onderbouwd, is voorts dat de bescheiden die Van der Kaap nog in het geding zegt te willen brengen onmogelijk eerder in het geding gebracht hadden kunnen worden. Tot slot is van belang dat de procedure is begonnen op 11 september 2014 en derhalve nu al meer dan vier jaar duurt. Bij deze stand van zaken geldt dat de goede procesorde zich ertegen verzet dat Van der Kaap alsnog de gelegenheid wordt geboden bescheiden in het geding te brengen (HR 26 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1084).
4.18
Het voorshands geleverd geoordeelde bewijs is derhalve in deze procedure niet door tegenbewijs ontzenuwd. Dat betekent dat van het bestaan én de schending van de door KnP gestelde afspraak dient te worden uitgegaan. Op basis daarvan heeft de rechtbank de nu besproken post in mindering gebracht op het beginsaldo (€ 24.815,-) van Van der Kaap. Dat oordeel was juist.
Verschilpunt 5: Dodge Ram € 25.000,-
4.19
De deskundige heeft in de administratie van KnP een factuur ad € 25.000,-
aangetroffen ter zake een Dodge Ram, welke factuur niet is aangetroffen in de administratie
van Van der Kaap. Volgens KnP is tussen partijen overeengekomen de verkoop van de Dodge Ram door KnP aan Van der Kaap voor dat factuurbedrag. Dat wordt echter door Van der Kaap gemotiveerd betwist op het punt van de koopprijs. Volgens haar verklaring ter comparitiezitting in hoger beroep is de koopprijs geweest € 22.500,-.
4.2
Het verweer van KnP tegen het beroep op verrekening van Van der Kaap is mede gebaseerd op haar factuur inzake de Dodge Ram. Gegeven de gemotiveerde betwisting door Van der Kaap rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv om die reden op KnP de bewijslast van het bestaan van de door haar gestelde overeenkomst. Van een bijzondere regel die tot een andere bewijslastverdeling noopt is geen sprake. Ook de eisen van de redelijkheid en billijkheid nopen daartoe niet.
4.21
Desgevraagd heeft KnP ter comparitie in hoger beroep laten weten geen nader bewijs aan te bieden. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of het aanwezige bewijsmateriaal de conclusie rechtvaardigt dat het bewijs is geleverd.
4.22
De in de administratie van KnP aangetroffen factuur ter hoogte van € 25.000,- levert hooguit een aanwijzing op voor de juistheid van het standpunt van KnP, maar is ontoereikend om uitsluitend op basis daarvan het bewijs geleverd te kunnen achten. KnP heeft nog aangevoerd dat Van der Kaap de Dodge Ram op haar beurt heeft doorverkocht voor een bedrag van € 26.500,-, dat zij dan dus, uitgaande van een koopprijs van € 22.500,-, een winst heeft gemaakt van € 4.000,- en dat een dergelijke winst ongebruikelijk hoog is. Dat argument levert echter onvoldoende bewijssteun op voor KnP nu de stelling in kwestie niet nader is onderbouwd en van een feit van algemene bekendheid op dit punt niet kan worden gesproken. Het gevergde bewijs is dus niet geleverd. Dat betekent dat uitgegaan moet worden van de door Van der Kaap erkende koopprijs van € 22.500,-.
4.23
Waar de rechtbank nog het volledige bedrag van € 25.000,- in mindering heeft gebracht op het beginsaldo van Van der Kaap moet die aftrekpost derhalve beperkt blijven tot € 22.500,-. Aan de zijde van KnP moet een vermindering plaats vinden met het verschil tussen de in haar administratie opgenomen factuur en de verkoopprijs waarvan alsnog moet worden uitgegaan. Dat verschil is € 2.500,-.
Verschilpunt 6: BMW 335D € 5.500,-
4.24
De deskundige heeft in de administratie van KnP een factuur met betrekking tot de
bpm van een BMW 335D ad € 5.500,- aangetroffen, welke ontbreekt in de administratie van
Van der Kaap. KnP heeft gesteld dat zij in opdracht en voor rekening van Van der Kaap een bpm-aangifte met betrekking tot deze BMW heeft gedaan. Van der Kaap heeft dat gemotiveerd betwist.
4.25
De vordering van KnP in deze procedure is mede gebaseerd op haar factuur inzake de BMW 335D. Gegeven de gemotiveerde betwisting door Van der Kaap rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv om die reden op KnP de bewijslast van het bestaan van de door haar gestelde overeenkomst. Van een bijzondere regel die tot een andere bewijslastverdeling noopt is geen sprake. Ook de eisen van de redelijkheid en billijkheid nopen daartoe niet.
4.26
Desgevraagd heeft KnP ter comparitie in hoger beroep laten weten ook op het nu besproken onderdeel van haar vordering geen nader bewijs aan te bieden. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of het aanwezige bewijsmateriaal de conclusie rechtvaardigt dat het bewijs is geleverd.
4.27
De in de administratie van KnP aangetroffen factuur ter hoogte van € 5.500,- levert hooguit een aanwijzing op voor de juistheid van het standpunt van KnP, maar is ontoereikend om uitsluitend op basis daarvan het bewijs geleverd te kunnen achten. KnP heeft ter verdere onderbouwing nog gesteld dat zij tientallen van dergelijke bpm-aangiften (bij invoer van auto's uit Duitsland) op verzoek en voor rekening van Van der Kaap heeft verzorgd, dat klanten nooit zelf de invoer regelen en dat de tenaamstelling van de auto door Van der Kaap is geregeld. Indien dat allemaal waar is, geldt echter dat daarmee nog niet bewezen is dat Van der Kaap ook voor
dezeBMW 335D opdracht tot bpm-aangifte heeft gegeven. Het oordeel van de rechtbank op dit onderdeel – dat het beginsaldo van KnP met € 5.500,- moet worden verminderd – is dan ook juist.
Verschilpunt 7: Toyota Cruiser € 2.500,-
4.28
Door Van der Kaap is aan KnP verkocht een Toyota Cruiser voor een bedrag van € 22.500,-. Daarover zijn partijen het eens. In de administratie van KnP is niettemin door de deskundige een factuur aangetroffen ter hoogte van € 25.000,-. Moet dat tot een correctie leiden ter grootte van het verschil (€ 2.500,-) op het beginsaldo van partijen? De rechtbank heeft dat gedaan door het beginsaldo van Van der Kaap te verminderen met € 2.500,- en dat van KnP te verhogen met dat bedrag.
4.29
De deskundige heeft (p. 15 van diens rapport) geadviseerd het beginsaldo van beide partijen te corrigeren met "0" indien uitgegaan wordt van een koopprijs van € 22.500,-. Door geen van partijen is gemotiveerd betoogd dat dit oordeel niet gevolgd kan worden. Dat zal het hof dan ook doen, aldus afwijkend van wat de rechtbank heeft gedaan.
Verschilpunt 9 t/m 13: inruil Aston Martin € 7.500,-
4.3
Blijkens de wederzijds ingenomen stellingen gaan zowel KnP als Van der Kaap er vanuit dat omstreeks 24 december 2012 door Van der Kaap aan KnP is verkocht een Aston Martin voor het bedrag van € 102.500,-. Volgens KnP is de koopprijs geheel voldaan door verrekening van facturen inzake door KnP aan Van der Kaap geleverde auto's. Volgens Van der Kaap zijn slechts auto's geleverd ter waarde van € 95.000,-, heeft verrekening plaats gevonden met een bpm-factuur van € 5.000,- en moet KnP derhalve alsnog voldoen een bedrag van € 2.500,-.
4.31
De nu besproken kwestie betreft niet een vordering van KnP. Volgens (de administratie van) KnP is de transactie rondom de Aston Martin immers geheel afgewikkeld. Aan de orde is een (tegen)vordering van Van der Kaap. Ten aanzien van die (tegen)vordering beroept Van der Kaap zich op verrekening.
4.32
Gelijk onder 4.9 werd overwogen met betrekking tot de kastransacties geldt daarom ook hier dat het erom gaat of de tegenvordering van Van der Kaap op eenvoudige wijze is vast te stellen. Die situatie doet zich niet voor. Van belang daarvoor is dat de (tegenvordering) van Van der Kaap in essentie gedragen wordt door de daaronder liggende stelling dat, anders dan KnP aanvoert, de koopprijs niet volledig is voldaan. KnP heeft die betaling (door middel van inruil) echter deugdelijk onderbouwd door het overleggen van een overzicht van de inruilauto's in kwestie met vermelding van de inruilprijzen (productie 48 bij het deskundigenrapport), welk overzicht sluit op een inruilwaarde van € 102.500,-. Daarbij komt dat de deskundige heeft verklaard: "
De facturen van de inruilauto's tellen op tot € 102.500". Van der Kaap heeft hier slechts tegenover gesteld een overzicht van inruilauto's zonder vermelding van de inruilwaarde (productie 49 bij het deskundigenbericht). De nu bekende feiten en omstandigheden ondersteunen het beroep op verrekening van Van der Kaap dan ook onvoldoende. Bewijslevering zou, gesteld al dat aan de vereisten daarvoor is voldaan, nodig zou zijn om het verweer op juistheid te onderzoeken. Daarmee is gegeven dat het verweer van Van der Kaap niet "op eenvoudige wijze" is vast te stellen en dus niet gehonoreerd wordt.
4.33
De rechtbank heeft op basis hiervan, conform het advies van de deskundige (pagina 15 van diens rapport) op het beginsaldo van beide partijen een correctie met "0" aangebracht. Die beslissing was juist.
Verschilpunten 2 (boete € 830,-) en 8 (Audi Q5 € 5.000,-)
4.34
Geen van partijen heeft grieven ontwikkeld tegen de beslissing van de rechtbank inzake de geschilpunten 2 (boete € 830,-) en 8 (Audi Q5 € 5.000,-). De beslissing van de rechtbank wordt daarom in de slotbalans opgenomen.
Slotbalans
4.35
Al het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Van der Kaap
KnP
24.815
53.5
Verschilnummer
1
- 6.135
2
- 830
3
- 850
4
- 40.000
5
- 22.500
- 2.500
6
- 5.500
7
8
5
- 5.000
9 t/m 13
Totaal
- 39.670
39.67
4.36
In plaats van de door de rechtbank vastgestelde hoofdsom van € 44.670,- dient derhalve te worden uitgegaan van een hoofdsom van € 39.670,-. Voor de beslissing van de rechtbank over de proceskosten heeft deze relatief geringe vermindering van de hoofdsom geen gevolgen.

5.De slotsom

5.1.
De grieven in het principaal hoger beroep slagen slechts ten dele. Het bestreden vonnis wordt daarom bekrachtigd behoudens op het vernietigbaar geoordeelde onderdeel daarvan, te weten de verschuldigde hoofdsom. De grief in het incidenteel hoger beroep slaagt niet.
5.2.
De kostenveroordeling in eerste aanleg kan in stand blijven omdat Van der Kaap, ook al is de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom enigszins verminderd, daarin als overwegend in het ongelijk gestelde partij is te beschouwen.
5.3.
De kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep worden gecompenseerd omdat Van der Kaap weliswaar een bescheiden verbetering heeft weten te bewerkstelligen in het principaal hoger beroep en dus grotendeels nog steeds ongelijk krijgt, maar hij dat hoger beroep wel heeft moeten instellen om die bescheiden verbetering te bewerkstelligen. In het incidenteel hoger beroep is KnP bovendien als volledig in het ongelijk gestelde partij te beschouwen.
5.4.
Van der Kaap heeft verzocht KnP te veroordelen tot terugbetaling van wat door Van der Kaap is betaald ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep. Ter comparitie is gebleken dat aan dat vonnis al wel deels is voldaan en dat op het nog niet voldane deel wordt afgelost met een maandtermijn van € 1.000,-. Indien en zodra Van der Kaap volledig aan dat vonnis heeft voldaan heeft hij teveel betaald nu de verschuldigde hoofdsom ingevolge dit arrest naar beneden moet worden bijgesteld. Tegen de vordering tot terugbetaling is geen verweer gevoerd. Het hof zal die daarom toewijzen zoals hierna wordt geformuleerd.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
8 juni 2016, behoudens voor zover daarin is bepaald:
"1. veroordeelt Van der Kaap - tegen behoorlijk bewijs van kwijting - tot betaling aan
KNP van een bedrag van € 44.670,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de
wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de
onderliggende facturen tot aan de dag der algehele voldoening,"
vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt Van der Kaap - tegen behoorlijk bewijs van kwijting - tot betaling aan
KnP van een bedrag van € 39.670,00 inclusief btw, te vermeerderen met de
wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van de
onderliggende facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt KnP voor het geval Van der Kaap ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep meer heeft voldaan aan KnP dan ingevolge dit arrest door hem is verschuldigd dat meerdere aan Van der Kaap te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat Van der Kaap volledig heeft voldaan wat hij ingevolge dit arrest verschuldigd is;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten in het principaal en incidenteel hoger beroep draagt.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. J.H. Kuiper en mr. M.M.A Wind en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
13 november 2018.