Uitspraak
[verzoeker],
hierna:
Hof van Salland,
1.Het geding in eerste aanleg
16 mei 2017 en 13 maart 2018 die de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, heeft gegeven.
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift in hoger beroep met de producties 12 en 13, binnengekomen bij de griffie van het hof op 12 juni 2018;
3.3. De feiten
“ (…)Onderwerp: ziekmeldingHallo [dochter A] ,Na wat hier (tekst uitleg onderaan) is gebeurt meld ik mij bij deze ziek.Vandaag donderdag 26 januari wordt ik door [vrouw A] aangesproken met de mededeling: “hoe dan ook, ik wil met valentijn open”. Dit is op een dinsdag. Dinsdag en woensdag is [het restaurant] dicht. Ik heb per mail verzonden dat ik maandag de 13e er niet ben. Tussen mij en [vrouw A] ontstaat een discussie. Op zich helemaal niets mis mee. Echter: tijdens onze discussie loopt jouw broer [zoon A] binnen en begint zich ermee te bemoeien. Waarop ik zeg: waar bemoei jij je mee en ga de keuken uit. Op dat moment wordt ik door [zoon A] bij mij keel gegrepen en naar achteren geduwd en slaat hij mij ter hoogte van mijn kaak. [vrouw A] probeerde [zoon A] tegen te houden met woorden en door hem van mij af te trekken. Ik zag ook dat jij datzelfde bij [zoon A] probeerde. Ik heb jouw vader [man A] meteen proberen te zoeken. Kon hem niet meteen vinden en kwamen mekaar achter tegemoet. Ik heb toen even kort duidelijk verteld wat er zich afspeelde. De blik in zijn ogen uite voor mij maar 1 ding: jeetje [zoon A] wat heb je gedaan. (…) Ik ben in deze enorm geschockeerd en dus vandaar ook bij deze mijn ziekmelding. (…)”
“ U bent vanmiddag op staande voet ontslagen. Uw ziekmelding wordt niet meer geaccepteerd. (…)”
“ Met deze brief bevestig ik dat ik u op 26 januari 2017 op staande voet heb ontslagen. Dit ontslag op staande voet vond plaats in aanwezigheid van mijn vrouw en beide kinderen.De reden voor uw ontslag op staande voet is een dringende reden bestaande uit de volgende feiten. Op 26 januari 2017 had u een discussie met mijn echtgenote over het opnemen van vakantie. Naar aanleiding van deze discussie ontstak u in woede en bent u op agressieve wijze tegen haar gaan schreeuwen. Vervolgens heeft u haar met fysieke kracht in de hoek geduwd en bent u tegen haar blijven schreeuwen. Mijn vrouw heeft dit als zeer bedreigend ervaren. Uw onacceptabele gedrag jegens mijn vrouw vormde voor mijn zoon aanleiding om tussen u beiden te komen en zijn moeder uit de hoek te halen waar u haar in had geduwd. In reactie daarop greep u mijn zoon bij de keel en heeft u mijn zoon in zijn gezicht geslagen. Mijn dochter heeft vervolgens geprobeerd u van haar af te houden hetgeen pas na aanzienlijke inspanningen lukte. Ook mijn zoon en dochter hebben uw handelen als zeer bedreigend ervaren.Uw handelswijze zoals hierboven omschreven is volstrekt onacceptabel. (…)Nadrukkelijk wijs ik erop dat de gronden voor uw ontslag op staande voet zoals hierboven weergegeven naar mijn mening zowel elk afzonderlijk als in onderling verband beschouwd uw ontslag op staande voet rechtvaardigen. Ik zou u dus bijvoorbeeld ook op staande voet hebben ontslagen indien u alleen mijn vrouw op fysieke en/of verbale onacceptabele wijze had bejegend of als u bijvoorbeeld alleen mijn zoon had geslagen en mijn vrouw met rust had gelaten.(…)”3.8 [verzoeker] heeft op 27 januari 2017 aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging door [zoon A] en [man A] .
4.Het verzoek aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
€ 7.500,-, betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 8.268,50, verstrekking aan [verzoeker] van schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties waarin voornoemde bedragen zijn verwerkt en ten slotte de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over de gevorderde bedragen.
- op agressieve wijze is gaan schreeuwen tegen [vrouw A] ;
- haar in een hoek heeft geduwd;
- [zoon A] bij zijn keel heeft gegrepen en in het gezicht heeft geslagen.
5.De beoordeling in hoger beroep
6.De beslissing
mr. S.C.P Giesen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
20 november 2018, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;