ECLI:NL:GHARL:2018:9580

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
21-003689-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in zaak over aanranding van eer en goede naam in verband met uitlatingen over nazibeurs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1948 en wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld voor het aanranding van de eer en goede naam van [benadeelde]. De tenlastelegging betrof uitlatingen die de verdachte had gedaan over [benadeelde], die als organisator van een beurs werd beschuldigd van het verkopen van het boek 'Mein Kampf' en het organiseren van een nazibeurs. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 2 maart 2018 en 19 oktober 2018, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte door zijn raadsman, mr. A.J. Kiela.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte niet bewezen zijn. Het hof concludeert dat de verdachte niet de eer en goede naam van [benadeelde] heeft aangetast, omdat de uitlatingen niet als een aanranding van de eer kunnen worden gekwalificeerd. Het hof overweegt dat de beurs waar [benadeelde] bij betrokken was, algemeen gericht was op voorwerpen uit de Tweede Wereldoorlog en dat de uitlatingen van de verdachte in de context van de beurs niet onnodig grievend waren. De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde en de vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van vrijheid van meningsuiting en de context waarin uitlatingen worden gedaan. Het hof heeft geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte, hoewel kritisch, niet als smadelijk kunnen worden aangemerkt, gezien de omstandigheden van de zaak en de rol van [benadeelde] als organisator van de beurs.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003689-17
Uitspraak d.d.: 2 november 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 juni 2017 met parketnummer 16-103004-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 maart 2018 en 19 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. A.J. Kiela, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

Omvang van het hoger beroep

Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van feit 1 onder c en feit 2. Hoger beroep tegen deze vrijspraken staan voor de verdachte niet open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

De tenlastelegging

Voor zover in hoger beroep aan de orde is aan de verdachte – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
A.
hij op of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 8 februari 2016 te Houten en/of Bussum en/of Tilburg, althans in Nederland opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door verschillende artikelen en/of e-mails te schrijven en/of voornoemde artikelen op websites te plaatsen en/of interviews af te geven waarin wordt gezegd/geschreven/gesteld dat
- geschiedenisleraar [benadeelde] ( [benadeelde] ) uit [plaats] het boek "Mein Kampf" verkoopt/verkocht;
en/of
B.
hij op of omstreeks de periode van 12 december 2015 tot en met 8 februari 2016 te Houten en/of Bussum en/of Tilburg, althans in Nederland opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door verschillende artikelen en/of e-mails te schrijven en/of voornoemde artikelen op websites te plaatsen en/of interviews af te geven waarin wordt gezegd/geschreven/gesteld dat
- [benadeelde] organisator is van een nazibeurs en dat op deze beurs o.m. verboden exemplaren van Mein Kampf en verboden nazidolken worden verkocht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De rechtbank heeft bewezen geacht dat de uitlatingen onder a en b een smadelijk karakter hebben en dat verdachte daarmee de eer en goede naam van [benadeelde] heeft aangetast. Ten aanzien van de uitlatingen onder b heeft de rechtbank geoordeeld dat artikel 10 EVRM aan veroordeling in de weg staat zodat artikel 261 Wetboek van Strafrecht buiten toepassing moest worden gelaten en verdachte in zoverre ontslagen van alle rechtsvervolging
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring en veroordeling.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een door verdachte gepleegd strafbaar feit nu de uitingen van verdachte constateringen zijn die berusten op de waarheid. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof niet bewezen dat verdachte de eer en goede naam van [benadeelde] heeft aangerand.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Aangifte
[benadeelde] heeft op 3 februari 2016 aangifte gedaan tegen verdachte. Hij verklaart organisator te zijn van de militariabeurs te Houten. Op 31 januari vond de tweede editie van die beurs plaats. Op 2 februari 2016 zou verdachte een artikel hebben gepubliceerd vol met leugens met de strekking dat het nog steeds ging over een nazibeurs en dat verdachte deze keer erbij opmerkte dat hij en anderen tegen het Auschwitzcomié zouden zijn, terwijl zij dezelfde doelstelling hebben als het comité. Verdachte zou zijn naam gebruiken en hem steeds zwart maken in de media, door continu te spreken over nazibeurs. Aangever is geen nazi en wenst hiervoor [ook niet?] uitgemaakt te worden. Op 3 februari 2016 heeft [benadeelde] een klacht ingediend ter zake belediging door middel van smaad, waarbij verdachte hem als nazi betitelt.
Bericht
Het gaat om het bericht van 2 februari 2016 met de volgende groot gedrukte tekst met kop in vette letters:
“Auschwitzcomité en AFVN ontsteld door nazibeurs gelijktijdig met
herdenking Holocaust
REGIO 02 februari 2016 Door [verdachte] . Dichtbijmeeschrijver”
Daaronder is een foto afgedrukt met navolgende tekst.
“De kamervoorzitsters leggen afgelopen zondag een krans bij het Auschwitz-monument (Foto: [verdachte] )”
Daarna volgt de rest van het bericht.
“HOUTEN - AMSTERDAM, 02-02-2016 —
Het Auschwitzcomité is ‘ernstig geschokt en ontsteld’ dat er
tijdens de nationale Holocaust-herdenking op zondag gelijktijdig een grote beurs met nazispullen plaatsvond in Houten (Utrecht).
Dat zegt voorzitter [betrokkene 1] van het comité. Op deze beurs worden o.m. verboden exemplaren van Mein Kampf en verboden nazidolken verkocht. [betrokkene 1] steunt de AFVN-Bond van Antifascisten die deze beurzen al langer bestrijdt. [betrokkene 1] dringt met de AFVN politici en bestuurders aan op een totaal verbod op particuliere handel in nazispullen.
Ook de AFVN acht het volkomen ongelofelijk dat deze grote landelijke beurs met
nazispullen plaatsvond, terwijl 1.600 mensen in Amsterdam de Holocaust herdachten bij het Auschwitzmonument.
[betrokkene 1] : “Ik wist maandag niet wat ik van de AFVN hoorde. Op 40 km van de plek waar mensen de allergrootste misdaad van de Westerse geschiedenis herdenken, wordt op hetzelfde moment, zondagochtend, vrijelijk gehandeld in de voorwerpen die daarvoor gebruikt zijn. Ik vind dat schokkend en ongelofelijk. Deze handel in nazirelikwieën moet
absoluut gestopt worden.”
Woordvoerder [verdachte] van de AFVN:
“Op die beurs verkopen handelaren letterlijk duizenden artikelen met kleine en
grote hakenkruizen erop, helmen, SS-uniformen, sommige ook gloednieuw
zoals nazivlaggen. Daar worden ook verboden exemplaren van Mein Kampf en
nazidolken verkocht.
Contact
[verdachte] voegt eraan toe: “Het is onbegrijpelijk, het lijkt wel of de organisatoren een
verbod op deze beurs willen uitlokken. We hebben uitvoerig contact met hen
gehad, zoals met organisator [betrokkene 2] uit [plaats] of geschiedenisleraar [benadeelde]
uit [plaats] , die Mein Kampf verkocht, maar ze willen niet stoppen.
Dit is nu voor ons de limiet, de absolute grens, het is nu over en uit.”
De kamervoorzitsters leggen afgelopen zondag een krans bij het Auschwitz-monument .
De woordvoerder werd bij een bezoek aan de beurs in december al licht mishandeld, terwijl daar toen ook een bekende Nederlandse neonazi gespot en gefotografeerd werd,
[betrokkene 3] , die flyerde voor een extreemrechtse partij.
De bond had ook bij de gemeente Houten twee weken terug aangedrongen de beurs te stoppen. De burgemeester De Jong van Houten vond dat niet nodig,
zo liet hij enkele dagen voor de beurs aan de AFVN weten. Zijn collega hertog in
Huizen (N-H) heeft de beurs echter, met steun van zijn voltallige raad, voorjaar
2015 juist verboden.
Kamerleden
De AFVN heeft al Kamerleden en andere politici benaderd om te helpen hier zo snel mogelijk een einde aan te maken en gaat daar met de steun van het Auschwitzcomité extra werk van maken. Op deze beurs worden o.m. verboden echte exemplaren van Mein Kampf verkocht, plus verboden nazidolken. Volgens de AFVN
levert dat misdrijven tegen het ‘discriminatieartikel’ 137 in het Wetboek van
Strafrecht op, en de bond wijst op een aantal uitspraken van rechtbanken
daarover. Overleg met de organisatoren heeft niets opgeleverd.
Verboden in Huizen NH
Door optreden van de AFVN en met steun van gemeenten en Joodse organisaties heeft de bond deze beurs dit voorjaar kunnen verdrijven uit Huizen (N-H). De hoop van de bond was dat de organisatoren het er na 35 jaar bij zouden laten, maar beurs dook echter begin december weer op in Houten bij Utrecht. Ook daar is de AFVN tegen opgetreden, maar dat leidde alleen tot mishandeling van de woordvoerder en een strafklacht.
Dit voorjaar heeft de bond samen met de gemeente en met steun van Joodse en andere organisaties de beurs kunnen verdrijven uit Huizen (N-H). De hoop was dat de organisatoren het er na 25 jaar bij zouden laten, maar beurs dook echter begin december weer op in Houten bij Utrecht. Ook daar is de AFVN tegen opgetreden, maar dat leidde alleen tot de eerder vermelde mishandeling van de woordvoerder en een strafklacht tegen
de Organisatie.”
Kaders
Er is sprake van telastlegging van een "bepaald feit" als bedoeld in art. 261 Sr, indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is ten laste gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het "feit" niet het gedrag van de betrokkene betreft maar een eigenschap die hem wordt toegedicht en evenmin, zo het wel gaat om diens gedrag, indien dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en derhalve niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging (vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1171, NJ 2009/541).
Of bij uitlatingen sprake is van een aanranding van iemands eer en goede naam is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder omstandigheden het gedrag van de persoon die stelt in zijn eer en goede naam aangerand te zijn van belang zijn.
Het EHRM heeft onder meer in zijn uitspraak van 18 oktober 2018 in de zaak
Annenoverwogen:
In order for Article 8 to come into play, however, an attack on a person’s reputation must attain a certain level of seriousness and be made in a manner causing prejudice to personal enjoyment of the right to respect for private life (…).
Het hof is van oordeel dat deze overweging mutatis mutandis ook opgaat voor de beantwoording van de vraag of door bepaalde uitlatingen iemands eer of goede naam wordt aangetast.
Toepassing
Het hof stelt voorop dat de beurs algemeen gericht was op voorwerpen uit onder meer de Tweede Wereldoorlog, waarbij de herkomst en aard van de voorwerpen kennelijk niet op een of andere wijze was beperkt. Op de beurs waarvan in het bericht sprake is waren ook ‘Mein Kampf’ alsmede de in het bericht vermelde overige goederen aanwezig. [benadeelde] was mede-organisator. Het bestaan van de beurs – inclusief de omstandigheid dat zich daarop voorwerpen als in de tenlastelegging omschreven bevonden – was algemeen bekend. Het is verder van algemene bekendheid dat voorwerpen die afkomstig zijn van of associaties oproepen met het Naziregime heftige emoties kunnen oproepen. Zoals de rechtbank in haar vonnis in deze zaak overwoog: “Als organisator van een beurs waar artikelen worden verkocht die omstreden zijn, kon en moest hij voorzien dat daarop kritiek zou kunnen worden geleverd in de media.” Het hof voegt daaraan toe: ook al zou door [benadeelde] en de andere organisatoren van de beurs dezelfde doelstelling worden nagestreefd als door het Auschwitzcomité.
Verder is het hof van oordeel dat de uitlating dat [benadeelde] het boek ‘Mein Kampf’ verkoopt mede gelet op de bedoeling van de beurs en de rol van [benadeelde] daarbij niet zonder meer tenlastelegging van een bepaald feit oplevert waardoor diens eer en goede naam is aangerand. Hierbij neemt het hof in aanmerking de uitspraak van de Hoge Raad van 14 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:220) omtrent de vraag of de verkoop van ‘Mein Kampf’ strafbaar is. In verband met het karakter van de beurs is het hof van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van tenlastelegging van een bepaald feit. Het hof acht het in dit verband niet van belang of [benadeelde] zelf het boek verkocht (dan wel te koop aanbood) of niet.
Voorts blijkt uit diverse plaatsen in het bericht dat de in de tenlastelegging vermelde goederen slechts een deel vormden van de goederen die op de beurs aanwezig waren. Dat in de titel van het artikel gesproken wordt van ‘Nazibeurs’ doet daaraan niet af. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat die term alleen gebruikt is in de titel van de bijdrage van de hand van verdachte, terwijl van algemene bekendheid is dat gebruik in een titel van een bijdrage van een bepaalde, kortere minder genuanceerde term dient om de aandacht van de lezer te trekken.
De kwalificatie ‘verboden nazidolken’ acht het hof mede gelet op de strekking van de beurs en de rol van [benadeelde] daarbij evenmin tenlastelegging van een bepaald feit waardoor zijn eer en goede naam aangerand.
Over het geheel genomen is het bericht door de daarin opgenomen kritische uitlatingen over de beurs en de organisatoren vanuit een bepaalde invalshoek weliswaar tamelijk eenzijdig, maar naar het oordeel van het hof kan niet gezegd worden dat verdachte door de daarin vervatte uitlatingen – gelet op de geschetste context – de eer en/of goede naam van [benadeelde] heeft aangerand. Hij wordt naar het oordeel van het hof niet als ‘Nazi’ ‘neergezet’ door de in het bericht vervatte uitlatingen.
Voor zover men zou vinden dat wel sprake zou zijn van aanranding van de eer en/of goede naam van [benadeelde] is het hof overigens van oordeel dat het beperken van verdachtes vrijheid van meningsuiting in dit geval niet noodzakelijk zou zijn in de democratische samenleving van Nederland, als bedoeld in de rechtspraak van het EHRM over artikel 10 EVRM (zie onder meer de eerder vermelde uitspraak in de zaak
Annen). Het bericht bevatte kritiek maar was, zoals hierboven is gebleken, niet onnodig grievend.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ermee ingestemd dat zijn op 15 februari 2018 aan de advocaat-generaal gedane doch door deze afgewezen verzoek om [betrokkene 4] en [betrokkene 5] als getuigen op te vatten als een voorwaardelijk verzoek, namelijk indien het hof/de advocaat generaal zou oordelen dat [benadeelde] op de beurs Mein Kampf niet voorhanden had. Het verzoek is niet eerder bij schriftuur gedaan. Gelet op de te geven vrijspraak acht het hof het niet noodzakelijk de door de raadsman verzochte getuigen te horen, zodat dit verzoek wordt afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 2 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat
dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 2 november 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
B.J. Berendsen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.