In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen Sunclubcard Nederland B.V. en Levago Holding B.V. over een huurachterstand en de uitvoerbaarheid van een eerdere uitspraak. Sunclubcard, de huurder, was in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van huurachterstanden en ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte. Tijdens het hoger beroep vroeg Sunclubcard om schorsing van de uitvoerbaarheid van deze uitspraak, omdat Levago, de verhuurder, het faillissement van Sunclubcard had aangevraagd. Het hof oordeelde dat het belang van Levago bij handhaving van de uitvoerbaarheid zwaarder weegt dan het belang van Sunclubcard bij schorsing. De incidentele vordering van Sunclubcard werd afgewezen, omdat deze niet kon worden gegrond op artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof benadrukte dat Sunclubcard de mogelijkheid heeft om een voorlopige voorziening te vragen, maar dat de gevraagde verbodsvordering niet samenhangt met de hoofdvordering. De zaak werd vervolgens verwezen voor een meervoudige comparitie van partijen, waarbij het hof de mogelijkheid van een minnelijke regeling wilde onderzoeken. De beslissing over de kosten van het incident werd gereserveerd voor de einduitspraak.