ECLI:NL:GHARL:2018:9475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
200.186.790/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt in huurwoning en de gevolgen voor privacy en gegevensbescherming

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 30 oktober 2018, staat de kwestie van hennepteelt in een huurwoning centraal. De zaak betreft een hoger beroep van [appellante], die in eerste aanleg door de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in het ongelijk is gesteld. De appellante vordert de vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, dat de huurovereenkomst met de verhuurder, Stichting De Huismeesters, ontbond en ontruiming van de woning gelastte. De Huismeesters heeft in incidenteel appel haar eis vermeerderd en vordert betaling van achterstallige huur en mutatiekosten. Het hof heeft eerder een comparitie van partijen gelast, maar deze is niet doorgegaan vanwege de verhindering van de advocaat van De Huismeesters. Het hof heeft nu besloten om de grondslag van de vorderingen van [appellante] te heroverwegen in het licht van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), die op 25 mei 2018 in werking is getreden. Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken en hun standpunten aan te passen aan de nieuwe wetgeving. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, en er zijn data vastgesteld voor de rolzittingen waarin partijen hun vorderingen en reacties moeten onderbouwen. Het hof heeft ook aangegeven dat het behoefte heeft aan aanvullende informatie van De Huismeesters, die relevant is voor de beoordeling van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.186.790/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4080624 \ CV EXPL 15-5216)
arrest van 30 oktober 2018
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante in principaal appel / geïntimeerde in incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie / eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. T.J.J. Bodewes, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting De Huismeesters,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde in principaal appel / appellante in incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres in conventie / verweerster in reconventie,
hierna:
De Huismeesters,
advocaat: mr. A.J. Klok, kantoorhoudend te Groningen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 6 maart 2018 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Bij tussenarrest van 6 maart 2018 is een comparitie van partijen gelast, waarbij de zitting is bepaald op 26 september 2018. Enkele dagen voor de geplande zitting is bericht dat de behandelend advocaat van De Huismeesters verhinderd was ter zitting aanwezig te zijn en is met instemming van [appellante] een nieuwe datum voor de comparitie van partijen verzocht. De geplande zitting heeft geen doorgang gevonden en de zaak is naar de rol verwezen voor arrest.

2.De vordering in hoger beroep

2.1
[appellante] vordert in hoger beroep het vonnis te vernietigen dat de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter) op 17 november 2015 in conventie heeft gewezen en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van De Huismeesters in conventie (tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning) alsnog af te wijzen, met veroordeling van De Huismeesters in de proceskosten van beide instanties.
2.2
De Huismeesters heeft bij memorie van antwoord haar eis vermeerderd en gevorderd [appellante] te veroordelen tot betaling van de mutatiekosten ad € 2.725,53 (incl. btw) en de achterstallige huurpenningen ad € 206,95. Voorts heeft De Huismeesters in incidenteel appel gevorderd het vonnis in reconventie gewezen te vernietigen en de toegewezen vorderingen van [appellante] in reconventie als hierna weergegeven onder 3.1 alsnog af te wijzen.
2.3
Bij rolbeschikking van 31 januari 2017 heeft het hof het bezwaar van [appellante] tegen de eiswijziging verworpen.

3.De beoordeling

3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis in reconventie De Huismeesters:
  • verboden om de (persoons)gegevens van [appellante] als bedoeld in het hennepconvenant ten aanzien van de hennepteelt aan de in het hennepconvenant genoemde woningcorporaties en Woningnet (N.V.) te verstrekken;
  • verboden om [appellante] voor een langere periode dan 24 maanden, ingaande per datum van het vonnis, uit te sluiten van het huren van een door haar verhuurde sociale huurwoning, onder de voorwaarde dat in de sociale huurwoning van [appellante] geen hennepteelt wordt aangetroffen binnen vijf jaar na heden;
  • veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere overtreding van de genoemde verboden tot een maximum van € 100.000,-.
3.2
Aan deze toegewezen vorderingen in reconventie heeft [appellante] in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat De Huismeesters in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de Wet Bescherming Privacy gegevens (WBP). In de memories hebben partijen aan de WBP aandacht besteed. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) vervangt de WBP en is met ingang van 25 mei 2018 in werking getreden. Het hof zal [appellante] in de gelegenheid stellen de grondslag van haar vorderingen die de kantonrechter in reconventie heeft toegewezen zo nodig in het licht van deze wetswijziging aan te passen, waarna De Huismeesters in de gelegenheid zal worden gesteld daarop te reageren.
3.3
Het is het hof ambtshalve bekend dat het standpunt dat De Huismeesters in deze procedure inneemt grote gelijkenis vertoont met het standpunt van De Huismeesters in de zaak waarin het hof op 13 juni 2017 een tussenarrest (ECLI:NL:GHARL:2017:4976) heeft gewezen. In dat tussenarrest heeft het hof onder de rechtsoverwegingen 5.8 en 5.10 nadere inlichtingen van De Huismeesters verzocht. Die zaak is na het tussenarrest geroyeerd zodat de gevraagde inlichtingen niet zijn verstrekt. Het hof heeft ook in deze zaak behoefte aan die inlichtingen en stelt De Huismeesters in de gelegenheid die inlichtingen, toegespitst op de onderhavige zaak, alsnog te verstrekken, waarna [appellante] in de gelegenheid zal worden gesteld daarop te reageren.
3.4
Nadat de gevraagde inlichtingen bij akte zijn gegeven en partijen op elkaars akte hebben gereageerd, zal alsnog de comparitie van partijen worden gehouden. Partijen zijn reeds in de gelegenheid gesteld hun verhinderdata op te geven.
3.5
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
Het gerechtshof, alvorens nader te beslissen:
gelast dat op de rolzitting van
6 november 2018de datum voor de comparitie van partijen zal worden bepaald;
stelt
[appellante]in de gelegenheid op de rolzitting van
11 december 2018, onder de aantekening dat daarvan geen uitstel zal worden verleend, bij akte haar vorderingen zoals door de kantonrechter toegewezen voor zover nodig nader te onderbouwen in het licht van de sedert 25 mei 2018 in werking getreden AVG, waarna
De Huismeestersin de gelegenheid wordt gesteld op de rolzitting van
22 januari 2019, onder de aantekening dat daarvan geen uitstel zal worden verleend, daarop bij antwoordakte te reageren;
stelt De Huismeesters in de gelegenheid op de rolzitting van
11 december 2018, onder de aantekening dat daarvan geen uitstel zal worden verleend, nadere inlichtingen te verstrekken door, toegespitst op de onderhavige zaak, de vragen te beantwoorden neergelegd in de rechtsoverwegingen 5.8 en 5.10 van het tussenarrest van 13 juni 2017 in de zaak zoals gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHARL:2017:4976, waarna [appellante] in de gelegenheid wordt gesteld op de rolzitting van
22 januari 2019, onder de aantekening dat daarvan geen uitstel zal worden verleend, daarop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. W.F. Boele en mr. M. Willemse, en is door de rolrechter in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
30 oktober 2018.