Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
30 oktober 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 april 2018, waarin het bezwaar tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013 ongegrond werd verklaard. De belanghebbende had scholingsuitgaven van € 14.750 in aftrek gebracht, die voortkwamen uit kosten voor studie en onderzoek van haar echtgenoot, die als ingenieur in informatietechniek werkzaam was geweest. De Inspecteur van de Belastingdienst had deze aftrekpost afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende stelde dat de kosten voor de studie en het onderzoek van haar echtgenoot als scholingsuitgaven in aanmerking moesten komen. De Inspecteur betwistte dit en concludeerde tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat haar echtgenoot onder toezicht of begeleiding van een derde stond tijdens zijn studie, wat noodzakelijk is voor de aftrek van scholingsuitgaven volgens de Wet IB 2001. Het Hof verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was.
De uitspraak werd gedaan door de eerste meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, en de beslissing werd op 30 oktober 2018 openbaar gemaakt. Het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.