Uitspraak
in eerste aanleg: verzoeker,
[verzoeker],
in eerste aanleg: verweerster,
Rohill,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de overlegging door [verzoeker] van productie 8;
- de brief van Rohill d.d. 11 september 2018 houdende overlegging van de juiste producties 89 tot en met 95 behorend bij het verweerschrift in eerste aanleg;
- de overlegging door [verzoeker] van de producties 18 tot en met 25;
3.De feiten
grief Iheeft aangevoerd tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. Bij die grief en de bespreking daarvan heeft [verzoeker] derhalve verder geen belang meer.
“(…) Er wordt even kort gesproken over de strategie mbt tot onze buitenlandse verkoopstaf. Dit houdt in dat [B] de functie van regionale sales directeuren wil beëindigen, waarmee er meer
De regio waarvoor [verzoeker] verantwoordelijk zal worden zal dan EMEA (Europe, Middle East en Africa) en Iran zijn. Deze regio zou goed moeten zijn voor 5 miljoen euro aan omzet.(…) [verzoeker] vraagt hoe het zit met een commissieregeling. (…) [B] , directeur] zegt dat er in de nieuwe functie van [verzoeker] ook sprake van een commissieregeling is. (…)[B] zal de huidige regeling aanpassen en met een nieuw voorstel komen. De kosten en baten moeten natuurlijk wel in verhouding blijven staan en de commissie kan wat [B] betreft nooit meer zijn dan 1 keer een jaarsalaris. [B] vindt dat commissie een extraatje moet blijven en hij is van mening dat iemand hier niet afhankelijk van moet worden. (…)
3.5 In een brief van 28 juli 2011 schrijft [B] aan [verzoeker] onder meer:
“(…) Dat je je werk goed doet heb ik al vaker gezegd en daar gaat het niet om, maar op de een of andere manier is er nu en in de afgelopen jaren een continue ontevredenheid over het salaris en ik hoop echt dat we hier nu eens consensus over kunnen bereiken en niet blijven terugkeren in dezelfde cirkel bij ieder gesprek. (…)
“(…) Ik had nu graag dat je definitief koos voor die functie anders moet ik daarvoor gaan werven daar we niet na het afscheid van [C] het open kunnen houden. We moeten de strategiediscussie doen op het moment dat we de keuze van de functie hebben afgerond. (…)Ten tweede kan ik zoals ik hierboven al zeg eigenlijk pas verder als ik nu duidelijkheid heb of jj de TAM wil blijven doen met het label Accountmanager of dat je RDS [hof: bedoeld zal zijn RSD] wilt worden. (…)”
(…) Ik ben blij dat we er uit zijn. (…)1. De positie van Regional Sales Director gaat dus vervallen in die gevallen waarin de persoon niet tevens een vestigings manager is. Voor Rohill kiezen we dus vanaf nu hiervoor de Accountmanager titel te gebruiken die aan de Algemeen Directeur/Sales Director rapporteert. (…)2. Dus vanaf 1 juli 2011 krijg jij de nieuwe Account Managers rol welke het leeuwendeel van de taken van de Regional Sales Director omvat alsook de invulling en verantwoordelijkheid. Hierbij hoort een salaris op ZZP niveau van 8.000,00 euro bruto per maand all in en dit vertaalt zich naar EUR 5.360,00 in een loondienst situatie (…)
“Naar aanleiding van het gesprek dat je op 1 november jl. met [B] hebt gehad, bevestig ik je hierbij het volgende;
"(…)2.2 Als gerealiseerde omzet wordt beschouwd de omzet die in het betreffende kalenderjaar is, gefactureerd, exclusief gefactureerde services.
“(…)4. Ik denk dat we er ook niet onderuit komen als we de regio zo groot houden als hij nu is en echt voldoende aandacht willen geven aan de partners in de regio dat we nog een man aantrekken voor wie ik eigenlijk heel graag [D] zou willen en dit zou jij eens moeten vragen.
Op 5 juli 2013 heeft [verzoeker] Rohill gedagvaard in de pensioenkwestie en, kort gezegd, toepassing gevorderd van de oude pensioenregeling.
“With this email we are pleased to send you the Sales Commission regulation 2014. This Sales Commission regulation 2014 is the result of the evaluation and evolution of all formally circulated draft arrangements, which have never been finalized although we have executed commission payments since 2010 in the light of what was at that time expected to become finalized.Although we [....] have put a lot of effort in this arrangement in the hope to give maximum clarity, transparency and trying to avoid any misunderstanding about this arrangement and the underlying calculation, we like to ask you to check this arrangement and inform us if there is anything, which is still unclear. (…)The included Sales Commission Arrangement 2014 has now been send to all BDD/RSD and TAM positions for as far a Commission arrangement is part of the consultancy contract or the salary package. (…)
"2.9 Commission relevant revenue
In die procedure heeft [verzoeker] tegenverzoeken ingediend, strekkend tot toekenning aan hem van een transitievergoeding (ruim € 80.000,-), een billijke vergoeding (€ 85.000,-) en een aanvullende vergoeding van € 119.416,89 bruto aan niet ontvangen bonus op de voet van artikel 7:611 BW.
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op 19 juni 2017 hebben partijen overeenstemming bereikt over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De vordering tot toekenning van de aanvullende vergoeding hebben partijen buiten die regeling gelaten.
4.Het verzoek aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
grieven II tot en met XIIbestrijden op verschillende onderdelen de door de kantonrechter in zijn vonnis van 23 januari 2018 gevolgde redenering en beogen de vraag of [verzoeker] jegens Rohill aanspraak had op een bonus ter hoogte van (tenminste) 30% van zijn inkomen, althans op een hogere bonus dan hij heeft ontvangen, in volle omvang voor te leggen. De inzet daarbij is een bedrag van € 119.416,89 bruto dat [verzoeker] naar zijn mening te weinig aan bonus heeft ontvangen over de jaren 2011 tot en met 2017.
heeft aangevoerd dat de functie die hij aan het einde van zijn dienstverband bekleedde de functie was van Accountmanager (door Rohill om administratieve redenen vanaf april 2012 benoemd als RSD), dat hij die functie in juni 2010 heeft verkregen en dat toen door Rohill aan hem is voorgespiegeld dat hij in die functie aanspraak zou maken op een bonus van 30% van zijn salaris (bij een realistische omzetverwachting van € 5 miljoen en het gebied Europa, Middle East, Africa en Iran (hierna: EMEA). In het bijzonder beroept hij zich daarbij op wat daarover is vastgelegd in het verslag van het functioneringsgesprek in februari 2010 (zie 3.3). Rohill heeft betwist dat [verzoeker] zijn laatst uitgeoefende functie al in juni 2010 heeft gekregen. Volgens haar was de laatste functie van [verzoeker] die van Regional Sales Director (hierna: RSD), heeft hij die functie pas eind 2011 aanvaard, met terugwerkende kracht tot 1 juli 2011, en is toen niet specifiek gesproken over de te verwachten bonus, terwijl zijn gebied als RSD betrof Europa minus de Duits- en Spaanstalige landen (hetzelfde gebied als daarvoor [C] had gehad, wiens functie door [verzoeker] werd overgenomen). Rohill beroept zich voor haar stellingen in het bijzonder op de correspondentie die hiervoor is weergegeven onder 3.5 t/m 3.8.
a) zonder dat daar een zwaarwegende grond voor bestond en zonder overleg met [verzoeker] heeft Rohill de regio van [verzoeker] ingekrompen. Toen hij per 1 juni 2010 werd aangesteld als Accountmanager was zijn regio EMEA. Vanaf 2012 is Rohill die regio gaan inkrimpen, totdat alleen nog Europa minus de Duits- en Spaanstalige landen resteerde;
b) zonder voorafgaand overleg, zonder dat die was ingevoerd en zonder dat voor wijziging een zwaarwegende grond bestond, is Rohill vanaf 2014 een bonusregeling gaan hanteren die voor [verzoeker] ongunstiger was dan de bonusregeling die vanaf 2011 werd gehanteerd. In het bijzonder was die regeling voor hem ongunstiger omdat:
- in die regeling de gebiedsindeling werd losgelaten en bonussen alleen nog werden berekend over verworven projecten, en
- de omzet uit servicecontracten niet meer werd meegenomen voor de berekening van de bonus.
Bij de vraag of Rohill de regio van [verzoeker] heeft verkleind dient daarom niet, zoals [verzoeker] heeft gedaan, als vertrekpunt te worden genomen de regio die vanaf juni 2010 onder zijn functie van Accountmanager viel, maar de regio waarvoor hij vanaf eind 2011 (met terugwerkende kracht tot juli 2011) als RSD verantwoordelijk was. Volgens Rohill was dat Europa minus de Duits- en Spaanstalige landen, waarbij sommige delen van de wereld (waaronder Afrika) niet apart verdeeld waren.
heeft zijn stelling dat zijn regio is verkleind derhalve gebaseerd op een onjuist uitgangspunt. Dat [verzoeker] als RSD de EMEA regio heeft behouden die hij als Accountmanager had, of dat Rohill de regio die hij als RSD had gekregen heeft verkleind
Volgens [verzoeker] was dat ten onrechte, omdat dit reglement nimmer is vastgesteld.
Hij heeft zich daarbij in het bijzonder beroepen op een e-mail van 4 april 2018 die hij heeft ontvangen van dhr. [E] (prod. 13 bij verzoekschrift in hoger beroep), indertijd directielid van Rohill. [E] schrijft daarin dat het de bedoeling was dat werknemers eerst nog de gelegenheid zouden krijgen om opmerkingen over de nieuwe regeling te maken, dat die opmerkingen binnen de directie zouden worden besproken en dat het reglement dan eventueel nog zou worden aangepast en worden besproken binnen een salesmeeting. Volgens [E] heeft een bespreking van de opmerkingen die zijn gemaakt naar aanleiding van de nieuwe regeling echter niet plaatsgevonden. Op basis daarvan is volgens [E] de regeling nooit ingevoerd.
Daarbij wordt opgemerkt dat in de bonusregeling van 2011 is opgenomen dat de werkgever zich het recht voorbehoudt om de regeling jaarlijks aan te passen (zie art. 7.6 van de regeling 2011). [verzoeker] heeft niet betwist dat hij vantevoren wel is geïnformeerd over een wijziging van de regeling. Dat niet blijkt dat voorafgaand aan de verandering de werknemers daar ook mee hebben ingestemd is verder niet een vereiste voor invoering van de wijziging.
Het verwijt dat de bonus vanaf 2014 is vastgesteld op basis van een niet geldende regeling dient derhalve te worden verworpen.
Het hof merkt daarbij op dat de (beweerdelijke) omstandigheid dat van een in de regeling voorgeschreven zogenaamd “SCA Start form” [toev. hof: SCA staat voor Sales Commission Approval (art. 2.18)] in de praktijk geen gebruik werd gemaakt, op zichzelf nog niet betekent dat de regeling dan niet gold.
Het uitdrukkelijke aanbod van [verzoeker] om [E] als getuige te horen over de (niet) invoering van de regeling passeert het hof, gelet op wat hiervoor is overwogen, als niet terzake dienend. Het hof tekent daarbij aan dat de medeling van [E] dat de regeling nooit is ingevoerd kennelijk een conclusie is (die het hof verwerpt).
Rohill heeft in dat verband (onweersproken) aangevoerd dat zij vanwege veranderde marktomstandigheden had besloten om haar beleid te wijzigen en als stimulans voor een actievere benadering van de markt de bonus te koppelen aan door de RSD tot stand gebrachte verkopen en niet langer op verkopen die binnen het eigen gebied van de RSD waren gerealiseerd.
Daarbij geldt ook hier dat [verzoeker] heeft nagelaten concreet te maken welk bedrag aan bonus hij gederfd zou hebben door het loslaten van de gebiedsindeling en welke vergoeding hij op die grond van Rohill vordert. [verzoeker] heeft daarmee zijn vordering ook onvoldoende onderbouwd, voor zover die is gebaseerd op het loslaten van de gebiedsindeling.
Volgens Rohill zou dat echter alleen de bedoeling zijn geweest voor het jaar 2011, als een (eenmalige) compensatie voor de slechte resultaten in dat jaar, en zijn de servicecontracten in 2012 en 2013 bij vergissing meegenomen. Dat in 2012 en 2013 inderdaad sprake zou zijn geweest van een vergissing (onbedoeld hergebruik van het format van 2011) heeft Rohill echter niet onderbouwd. Ook is niet gebleken dat na ontdekking van die (beweerdelijke) vergissing de medewerkers erover zijn geïnformeerd dat sprake was geweest van een vergissing. Bezien in samenhang met de mededeling van [B] in de e-mail van 3 maart 2012 (rov. 3.12):
We hebben ook metteen nu de service contracten mee genomen wat we in de nieuwe regeling er bij hebben gedaan (laatste verkoop vergadering)doet dit vermoeden dat ten tijde van de regeling van 2011 de servicecontracten bewust meegenomen werden, zulks in weerwil van de omstandigheid dat (ook) volgens die regeling de servicecontracten niet meetelden.
Met ingang van de regeling van 2014 heeft Rohill die gedragslijn losgelaten. Het hof is echter niet van oordeel dat Rohill daarmee inbreuk zou hebben gemaakt op een inmiddels tussen partijen ontstane (aanvullende) arbeidsvoorwaarde (zie HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:976) inhoudend dat servicecontracten wel meetelden voor de bonus. Het hof acht de duur van de afwijking van de regeling daarvoor niet lang genoeg, bezien in samenhang met het in beginsel onverplichte karakter van een bonusregeling en de omstandigheid dat niet is gebleken dat Rohill de afwijking (behalve voor het jaar 2011) expliciet kenbaar heeft gemaakt. De verwachting die Rohill gewekt kan hebben enkel door de mededeling in haar e-mail van 3 maart 2012 acht het hof evenmin toereikend voor het aannemen van een tussen partijen geldende aanvullende arbeidsvoorwaarde.
Rohill heeft echter al in haar verzoekschrift in eerste aanleg verklaard dat haar omzet in de laatste jaren met 30% is gedaald en dat als gevolg daarvan de commissie voor [verzoeker] afnam. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft Rohill verklaard dat ook andere werknemers over die jaren geen of veel minder bonus hebben ontvangen.
In zoverre ondersteunt de afname van de bonussen op zichzelf nog niet de stellingen van [verzoeker] .
heeft pas tijdens de mondelinge behandeling deze omzetdaling betwist. Hij heeft, zoals in dat stadium van de procedure wel van hem verlangd had mogen worden, daarbij echter geen gegevens overgelegd die deze betwisting onderbouwen. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog wel aangeboden dergelijke gegevens alsnog over te leggen, maar daaraan gaat het hof daar als tardief voorbij.
6.Slotsom
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Rohill zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 726,- voor griffierecht en op € 2.148,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep).