In deze zaak gaat het om een verzoek tot gesloten plaatsing van de minderjarige [verzoeker], die in 2001 is geboren uit een ontbonden huwelijk. De moeder heeft het gezag over [verzoeker] en heeft de kinderrechter verzocht om hem onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De kinderrechter heeft op 19 juli 2018, 1 augustus 2018 en 13 september 2018 verschillende beschikkingen genomen, waarbij [verzoeker] onder toezicht is gesteld en een spoedmachtiging gesloten jeugdzorg is verleend.
[verzoeker] is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikkingen, met het verzoek om deze te vernietigen en de raad voor de kinderbescherming niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 11 oktober 2018 gehouden, waarbij [verzoeker] en zijn advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de raad en de moeder.
Het hof heeft overwogen dat het hoger beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk is voor zover het zich richt tegen de voorlopige ondertoezichtstelling, omdat dit op grond van de wet niet mogelijk is. Het hof heeft verder geoordeeld dat de spoedmachtiging gesloten jeugdzorg op goede gronden is verleend en dat de positieve ontwikkelingen van [verzoeker] in de gesloten plaatsing niet voldoende zijn om de eerdere beschikkingen te vernietigen. De bestreden beschikkingen zijn daarom bekrachtigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.