In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige dochter, na een eerdere beschikking van de rechtbank. De moeder en de vader van de minderjarige zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over hun dochter, die bij de vader woont. De omgang tussen de moeder en de dochter was feitelijk gestaakt na een eerdere uitspraak van de rechtbank, die bepaalde dat de omgang buiten de aanwezigheid van de nieuwe partner van de moeder diende plaats te vinden. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de omgang te wijzigen, terwijl de vader verweer heeft gevoerd en een zelfstandig verzoek heeft ingediend om de omgang op te schorten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2018 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige in het verleden te maken heeft gehad met ingrijpende jeugdervaringen, waaronder huiselijk geweld en conflicten tussen de ouders. Het hof heeft geoordeeld dat er nog steeds een veiligheidsrisico bestaat en dat de omgang tussen de moeder en de dochter onder begeleiding moet plaatsvinden. Het hof heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat de omgang geleidelijk moet worden opgebouwd, onder toezicht van een jeugdbeschermer.
De beslissing van het hof houdt in dat de gewijzigde zorgregeling van de rechtbank wordt opgeschort en dat de minderjarige voor de duur van het geding in hoger beroep eens per twee weken minimaal twee uur op woensdagmiddag bij de moeder verblijft, onder regie van de jeugdbeschermer. Het hof heeft het verzoek van de vrouw afgewezen en het verzoek van de man toegewezen, met als doel de veiligheid en het welzijn van de minderjarige te waarborgen.