Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de werking van een beschikking van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een echtscheiding tussen de vrouw en de man, die in 1995 met elkaar zijn gehuwd. De rechtbank had eerder bepaald dat de vrouw de echtelijke woning gedurende zes maanden mocht bewonen en dat de man een bijdrage moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. De vrouw verzocht het hof om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, omdat zij vreesde dat zij en haar kinderen op straat zouden komen te staan als de beschikking werd uitgevoerd. Het hof overwoog dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat haar belangen zwaarder wegen dan die van de man, die recht had op de tenuitvoerlegging van de beschikking. Het hof wees het verzoek van de vrouw af en veroordeelde haar in de proceskosten, omdat zij onnodig had geprocedeerd door niet mee te werken aan de toedeling van de woning aan de man. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.611,-.