Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
16 oktober 2018
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
16 oktober 2018in het openbaar uitgesproken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van De Fryske Marren tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een bedrijfspand met inpandige woning in aanbouw, vastgesteld op € 150.000, terwijl de heffingsambtenaar deze waarde op € 179.000 had vastgesteld. De belanghebbende, eigenaar van het pand, had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke waardebepaling, die door de heffingsambtenaar was gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat de waarde te hoog was en verlaagde deze. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de vastgestelde waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2015 te hoog was. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, onder verwijzing naar de aankoopprijs van de grond en de omstandigheden van de transactie. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, bevestigde de uitspraak van de heffingsambtenaar en veroordeelde deze in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 16 oktober 2018.