Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Amersfoort(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] c.v. [Z] tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Het geschil betreft de waardevaststelling van een horecapand aan de [a-straat] 63 te [Z] op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde van het pand vastgesteld op € 1.167.000 per waardepeildatum 1 januari 2015, en de onroerendezaakbelasting (OZB) voor het gebruikersgedeelte op € 2.808. Na een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 september 2018 heeft de heffingsambtenaar zijn incidentele hoger beroep ingetrokken.
De kern van het geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van het pand te hoog heeft vastgesteld, met name of hij is uitgegaan van een te hoog bruto vloeroppervlak en of hij voldoende rekening heeft gehouden met het leegstandsrisico. Belanghebbende stelt dat het bruto vloeroppervlak groter is dan door de heffingsambtenaar is vastgesteld en dat er een leegstandsrisico van 10% moet worden gehanteerd in plaats van de door de heffingsambtenaar gehanteerde 5%. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn waardering en dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de waarde in stand gelaten.
Het Hof heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.002, maar ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.