Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
“vergoeding kosten krachtvoer”. Het onderzoek heeft [appellant] op naam van WU opgedragen aan [stichting] (verder: [stichting] ), van wie haar levenspartner voorzitter en penningmeester was en waarvoor [stichting] € 575.071,07 inclusief btw aan WU in rekening heeft gebracht en van haar heeft ontvangen. Agentschap NL heeft ter zake € 689.500 aan subsidie aan WU uitbetaald.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“vergoeding kosten krachtvoer i.v.m. onderzoek”, te voldoen uit de lumpsum van haar kostenplaats. Dit alles wijst op vermijding van kennisneming door WU van de werkelijke constructie. In diezelfde periode heeft zij brieven aan de boerenbedrijven verzonden met het voorstel dat de bundelaanvoerders de facturen met hun achterban over en weer verrekenden, zodat de vertegenwoordigde boerenbedrijven van een en ander geen weet zouden hebben. In werkelijkheid werden de eigen bijdragen aan WU betaald en door haar weer, onder de valse noemer, terugbetaald. Dat [appellant] zich ervan bewust was dat deze constructie onrechtmatig was, blijkt uit haar handgeschreven notities, waarin zij onder meer heeft geschreven:
“goodwillvergoeding”gaan gebruiken, volgens haar om de betreffende boerenbedrijven ook voor toekomstige trajecten te interesseren, maar zij heeft onverklaard gelaten waarom de facturen daarvan dan geen melding maakten en waarom deze bedragen dan min of meer gelijk waren aan de verschuldigde eigen bijdragen, zodat de retourvergoedingen op een valse titel berustten.
6.De slotsom
7.De beslissing
roldatum 16 oktober 2018, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de voorzitter zullen worden vastgesteld;