Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [A] ,
verder te noemen: de man,
advocaat mr. P. Baken-Loijenga te Leeuwarden,
wonende te [B] ,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T.E. Heslinga te Leeuwarden.
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Baken-Loijenga 30 januari 2018 met productie(s);
- een journaalbericht namens mr. Heslinga van 27 juni 2018 met productie(s).
3.Feiten
€ 235,- bruto per maand.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
niet met salarisstroken uit die tijd heeft onderbouwd, is het hof van oordeel dat de vrouw de desbetreffende stelling van de man onvoldoende heeft betwist. Zo is niet gesteld of gebleken dat bij soortgelijke functies en omstandigheden een ander inkomen moet worden verwacht en geeft ook de hoogte van de destijds opgelegde partneralimentatie van € 235,-bruto per maand, dat destijds kennelijk door de draagkracht van de man is begrensd, geen reden te twijfelen aan de desbetreffende stelling van de man. Het hof heeft verder geen concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat het ontslag van de man bij [C] in 2012 in overwegende mate aan de man is te wijten. De aangevoerde omstandigheden die hem hebben doen besluiten bij [C] te vertrekken zijn naar het oordeel van het hof door de vrouw onvoldoende betwist. Niet is gebleken dat de man zich hierbij onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de vrouw als onderhoudsgerechtigde. De man heeft bovendien ook pas jaren na zijn vertrek bij [C] het wijzigingsverzoek bij de rechtbank ingediend. Het hof kan de vrouw wel volgen in haar standpunt dat de man weinig heeft laten zien van zijn inspanningen om meer inkomen te verwerven maar daar staat tegenover dat op de vrouw een soortgelijke verplichting rust en ook zij op dat punt weinig tot niets heeft onderbouwd. Het hof acht voorts aannemelijk dat de man zijn energie vooral in de onderneming heeft gestopt om die tot een succes te maken. Dat dit vooralsnog niet voldoende is gelukt blijkt uit de overgelegde jaarcijfers 2012 t/m 2016 en de tussentijdse jaarcijfers 2017. De vermogenspositie van de VOF baart zorgen, mede als gevolg van met name de privéonttrekkingen (die de man naar eigen zeggen mede aan voldoening van de partneralimentatie heeft besteed). Het hof ziet al met al geen aanleiding uit te gaan van een fictief inkomen bij de man.