Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante] ,
[appellant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Wat betreft het onder b) genoemde verwijt, verwijst het hof naar de overwegingen van dit hof in het arrest van 9 oktober 2014, met dien verstande dat het hof er in het huidige hoger beroep van uitgaat dat [appellanten] destijds vijf (en geen zes) andere hypothecair belaste panden hadden. Dat sindsdien de strafkamer van dit hof (voorwaardelijk) opzet van [appellanten] op valsheid in geschrifte met betrekking tot het aanvraagformulier niet bewijsbaar heeft geacht omdat niet met zoveel woorden is gevraagd naar het bezit van ander onroerend goed en daarbij behorende hypothecaire geldleningen, doch slechts – algemeen omschreven – naar ‘verplichtingen’, en wat het inkomen betreft niet naar inkomen uit vermogen, maakt dat niet anders. [appellanten] (ondernemers met meerdere panden in eigendom) hadden – ook beoordeeld naar de situatie in 2008 – moeten begrijpen dat voor SNS ten behoeve van de kredietwaardigheidstoets ook andere hypothecaire verplichtingen (voor een bedrag van