Uitspraak
1.mr. Mattheus Wijnand Verhoeven q.q.,
[appellant 1] .,
[appellant 2]
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
grief 1wordt deze vaststelling, voor zover de rol van [appellant 2] hierin betreffende, bestreden. Het hof zal, vooruitlopend op de bespreking van deze grief, een overzicht geven van de onbetwiste feiten die bij de beoordeling in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
“Voor akkoord Verkoper”ondertekend door de heer [naam aandeelhouder] (destijds enig bestuurder en enig aandeelhouder van [appellant 2] en indirect bestuurder en grootaandeelhouder van [appellant 1] ) en
“Voor akkoord Koper”ondertekend door de heer [naam commissaris] (destijds (president) commissaris van [geïntimeerde 1] ).
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grieven 1 en 2, betrekking hebbend op de rol van partijen en op de vraag wie als - mogelijke - contractspartijen aangemerkt dienen te worden, terecht zijn aangevoerd. De eventuele juistheid van deze grieven zou het hof niet tot een andere beslissing leiden, zodat deze grieven falen bij gebrek aan belang.
grieven 3 en 4, waarin [appellanten] , kort gezegd, het standpunt innemen dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat het al dan niet bestaan of tot stand komen van een aannemingsovereenkomst los staat van de mogelijkheid voor [appellanten] om nakoming van [geïntimeerden] van de verplichtingen uit de koopovereenkomst te vorderen.