Uitspraak
1.de vennootschap onder firma VOF [appellant] - [appellante] ,
2. [appellant] ,
3. [appellante] ,
[appellanten](in enkelvoud),
Bpf Bakkersbedrijf,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om de verdeling van de omzet die is behaald met belegde broodjes over de categorieën brood en beleg. De appellanten, een vennootschap onder firma en haar vennoten, hebben in eerste aanleg een eis ingediend tegen de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest van 5 juni 2018, waarin het hof de appellanten de gelegenheid heeft gegeven om bewijs te leveren van hun omzet aan andere dan bakkersartikelen. De appellanten hebben op 3 juli 2018 een akte genomen en bewijsstukken ingediend, waaruit blijkt dat hun omzet aan niet-bakkersartikelen 58,1% bedroeg. Het hof heeft echter geoordeeld dat de toerekening van de omzet op basis van kostprijs niet in overeenstemming is met het verplichtstellingsbesluit. Het hof heeft vastgesteld dat de omzet van het product 'belegd broodje' moet worden gesteld op de verkoopprijs van het onbelegde broodje, en dat de marge die de appellanten maken op de verkoop van belegde broodjes niet als bakkersproduct kan worden aangemerkt. Het hof heeft de appellanten opgedragen om nieuwe berekeningen te maken van de omzet in bakkersproducten en andere producten, en deze ter controle aan de geïntimeerde voor te leggen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlating.