ECLI:NL:GHARL:2018:8301

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
200.179.008/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na tussenarrest inzake bewijswaardering en schenking van voertuigen in faillissement

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot de eigendom van verschillende voertuigen. De zaak betreft de curator van het faillissement van Automobielbedrijf Dakar v.o.f., mr. Jan Maarten Pol, die in hoger beroep ging tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De curator betwistte de eigendomsoverdracht van de voertuigen aan de geïntimeerde, die in het incidenteel hoger beroep was. Het hof had eerder bewijs opgedragen aan de geïntimeerde om aan te tonen dat de appellant, [appellant], op 20 januari 2012 de sleutels en kentekenbewijzen van de voertuigen had overhandigd.

Tijdens de bewijsvoering heeft de geïntimeerde getuigen voorgebracht, waaronder haar dochters en schoonzoon, maar het hof oordeelde dat hun verklaringen onvoldoende bewijs boden voor de eigendomsoverdracht. De verklaring van de appellant werd ook met enige reserve beoordeeld, gezien zijn emotionele belang bij de uitkomst van de zaak. Het hof concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de bezitsverschaffing en dat de eigendom van de voertuigen, met uitzondering van de Aston Martin “Shooting Brake”, bij de appellant was gebleven.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde dat de curator niet gehouden was de voertuigen aan de geïntimeerde af te geven, met uitzondering van de Aston Martin “Shooting Brake”, die de curator wel moest afgeven. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit arrest werd uitgesproken op 18 september 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.179.008/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/108498/ HA ZA 15-2)
arrest van 18 september 2018
in de zaak van
mr. Jan Maarten Pol q.q.in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Automobielbedrijf Dakar v.o.f. en de heer [appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de curatoradvocaat: mr. F. Douma-Jongsma, kantoorhoudend te Assen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. H.C. Post, kantoorhoudend te Assen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 25 juli 2017 hier over.
1.2
Het hof heeft in dat tussenarrest aan [geïntimeerde] bewijs opgedragen. [geïntimeerde] heeft getuigen voorgebracht die door de raadsheer-commissaris zijn gehoord. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt, waarvan zich een afschrift bij de stukken bevindt. De curator heeft een conclusie na enquête genomen en [geïntimeerde] een antwoordakte. Partijen hebben vervolgens wederom de stukken overgelegd voor arrest.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het genoemde tussenarrest heeft het hof in rechtsoverweging 4.7 overwogen dat sprake is van bezitsverschaffing - en aldus, rechtsoverweging 4.6, van eigendomsoverdracht aan [geïntimeerde] - indien komt vast te staan dat [appellant] de sleutels van de auto’s – zoals in 2.5 van dat arrest genoemd, met uitzondering van de Aston Martin “Shooting Brake” (met kenteken [00-YYY-0] ) – met kentekenbewijzen aan [geïntimeerde] heeft overhandigd, met daarbij de niet door de curator bestreden omstandigheid dat [geïntimeerde] beschikte over de sleutels van de opslagruimten van de auto’s en [appellant] [geïntimeerde] aldus in staat heeft gesteld de macht over de auto’s uit te oefenen die hij zelf had. Achtergrond voor deze bewijsopdracht was de betwisting door de curator van de aan de vordering tot afgifte van de auto's door [geïntimeerde] ten grondslag gelegde stelling dat [geïntimeerde] – en niet (langer) [appellant] – eigenaar van de bedoelde auto’s was.
2.2
Het hof heeft het hof aan [geïntimeerde] te bewijzen opgedragen dat [appellant] haar op
20 januari 2012 de sleutels en de kentekenbewijzen van de zeven bedoelde auto’s heeft gegeven.
2.3
[geïntimeerde] heeft naast zichzelf, als getuigen voorgebracht [appellant] , haar dochters [C] en [D] en haar schoonzoon [E] . De curator heeft geen getuigen in contra-enquête voorgebracht.
2.4
Het hof stelt bij de bewijswaardering voorop dat de verklaring van [geïntimeerde] als partijgetuige omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring van [geïntimeerde] strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Er moeten dan aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van [geïntimeerde] als partijgetuige voldoende geloofwaardig maken. (ECLI:NL:HR:1995:ZC1688).
2.5
Het hof stelt vast de dochters van [geïntimeerde] en haar schoonzoon niet bij de overhandiging van sleutels en kentekenbewijzen aanwezig zijn geweest en slechts van [geïntimeerde] hebben gehoord dat
“het moeders auto’s zijn”omdat ze
“die geschonken had gekregen”( [C] ), dat zij de auto’s van [appellant]
“geschonken had gekregen”( [E] ) en
“dat ze die auto’s had gekregen van haar vriend”( [D] ). In zoverre zijn hun verklaringen, die gezien de familierelatie van deze getuigen met [geïntimeerde] met enige terughoudendheid beoordeeld worden, enkel terug te voeren op de verklaring van [geïntimeerde] zelf. Om welke auto’s het precies ging blijkt niet uit de verklaringen. Genoemde getuigen hebben de auto’s, op een enkele na, niet met merk, type en/of kenteken beschreven. Uit de verklaring van [E] en [D] volgt verder dat auto’s in de schuur bij [appellant] stonden; volgens [D] de kanarie-geelkleurige Aston Martin cabrio en een blauw roze hot rod, en volgens [E] – ten tijde van de mededeling van [geïntimeerde] – 4 of 5 auto’s in de schuur bij de woning van [appellant] . Ook [C] heeft iets dergelijks verklaard. Dochter [D] heeft verder nog verklaard dat [geïntimeerde] haar op enig moment heeft gevraagd op het doosje met kentekens te passen..
Deze verklaringen, op zich en in onderling verband en samenhang beschouwd, dragen derhalve slechts zeer ten dele bij aan het bewijs.
2.6
De verklaring van [appellant] sluit weliswaar aan op onderdelen aan op het probandum, bijvoorbeeld op het overhandigen van het doosje met de kentekenbewijzen, en in dat opzicht bij de verklaring van [geïntimeerde] , maar het hof is van oordeel dat ook zijn verklaring met de nodige
reserve moet worden beoordeeld, nu hij op zijn minst een emotioneel belang – als liefhebber – bij de uitkomst van deze zaak heeft..
2.7
Een zwak punt in de verklaring van [appellant] - en dat geldt ook voor de verklaring van [geïntimeerde] - is de kwestie van de verzekering: enig steunbewijs voor de verklaring dat de verzekering op naam van [geïntimeerde] is gezet, zoals [appellant] verklaart, of dat [geïntimeerde] de kosten van verzekering op zich heeft genomen en dat de polis via haar tussenpersoon [F] op haar naam is gekomen, zoals zij zelf heeft verklaard, ontbreekt. Noch van betaling noch van de polis op naam van [geïntimeerde] is een bewijsstuk in het geding gebracht. Het staat verder vast dat de kentekens niet eerder dan op 17 september 2012 op naam van [geïntimeerde] zijn gesteld. Weliswaar is de tenaamstelling van een kenteken niet bepalend voor de vraag wie eigenaar is van een auto, maar (het achterwege blijven van een wijziging van) de ten naamstelling kan daarvoor wel een aanwijzing vormen. Dat geldt ook voor de verzekering: in het algemeen zal de vorige eigenaar niet meer aansprakelijk willen zijn voor een verzekering en voor de gevolgen die aan het op naam hebben van een kenteken zijn verbonden, zoals boetes wegens overtredingen.
2.8
Gevoegd bij het feit dat dat [appellant] in de auto’s – voor zover mogelijk gezien de staat ervan - is blijven rijden en het feit dat, zoals de curator bij conclusie na enquête in randnummer 36 onbetwist heeft gesteld, dat naast de Aston Martin “Shooting Brake”, de Aston Martin Lagonda en de Ford Capri door hem zijn aangetroffen op het bedrijfsterrein van Automobielbedrijf Dakar, is het hof van oordeel dat gelet op alle voorhanden bewijsmiddelen, met inbegrip van de getuigenverklaringen, er zoveel twijfel bestaat omtrent de bezitsverschaffing op de door [geïntimeerde] gestelde grond en wijze dat niet geoordeeld kan worden dat [geïntimeerde] in het haar opgedragen bewijs is geslaagd. . Het moet ervoor worden gehouden dat de auto’s – met uitzondering van de Aston Martin “Shooting Brake” – eigendom van [appellant] zijn gebleven.
2.9
Dat betekent dat grief II in het principaal hoger beroep van de curator slaagt. Dit oordeel brengt mee dat met betrekking tot zeven van de in rov. 2.5. van het tussenarrest genoemde auto's, nu de eigendomsoverdracht op grond van schenking aan [geïntimeerde] niet bewezen is geacht, de curator niet is gehouden die auto's aan [geïntimeerde] af te geven. Dat oordeel raakt niet de Aston Martin “Shooting Brake . Het hof verwijst daartoe naar rechtsoverweging 4.4 en 4.19 van het tussenarrest van 25 juli 2017.
2.1
De curator dient (uitsluitend) de Aston Martin “Shooting Brake”, met bijbehorende autopapieren en sleutels, zoals gevorderd, aan [geïntimeerde] af te geven, waartoe het hof hem zal veroordelen. Wat [geïntimeerde] in dit verband bedoelt met de vordering “dat mr. Pol wordt bevolen om mee te werken aan reële executie van het in dezen te wijzen arrest door afgifte etc” (toelichting
grief 5 in het incidenteel hoger beroep)kan het hof niet duiden. Er is geen dwangsom gevorderd, zodat het hof die niet zal opleggen, waarbij het hof aantekent geen aanwijzingen te hebben dat de curator niet aan dit arrest zou willen voldoen anders dan onder druk van een dwangsom.
2.11
Het hof zal aldus het vonnis van de rechtbank van 9 september 2015 vernietigen en opnieuw recht doen door voor recht te verklaren dat de door de curator ingeroepen vernietiging op grond van de faillissementspauliana ongegrond is. Bij een afzonderlijke verklaring voor recht – als keerzijde daarvan - dat de schenking ten aanzien van de Aston Martin “Shooting Brake” intact is gebleven heeft [geïntimeerde] geen belang. Verder zal het hof zoals gezegd de curator veroordelen tot afgifte van die auto, met papieren en sleutels, aan [geïntimeerde] ., De uitkomst in hoger beroep rechtvaardigt niet langer een kostenveroordeling van de curator in eerste aanleg: die uitkomst rechtvaardigt een compensatie van proceskosten aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt. Omdat partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld is er aanleiding ook de proceskosten in hoger beroep op die manier te compenseren.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord Nederland, locatie Assen, van
9 september 2015 en doet opnieuw recht;
verklaart voor recht dat de door de curator ingeroepen vernietiging op grond van de faillissementspauliana ongegrond is;
veroordeelt de curator om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest de Aston Martin “Shooting Brake” met bijbehorende autopapieren en sleutels aan [geïntimeerde] af te geven;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van beide instanties draagt;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, I. Tubben en M. Wolters en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 september 2018.