Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
1.[geïntimeerde 1] , en
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verloop van het geding in hoger beroep(na ambtshalve doorhaling van de zaak met zaaknummer 200.201.341/01)
- de memorie van antwoord;
- de akte uitlaat productie van [appellanten] .
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Debeoordelingvandegrievenendevordering
“De executeur is bevoegd door hem beheerde goederen te gelde te maken, voor zover dit nodig is voor de tot zijn taak behorende voldoening van schulden der nalatenschap en de nakoming der hem opgelegde lasten.”De vorderingen waar het in dit geding om gaat, zijn door [appellanten] beheerde goederen van de gemeenschap. Het is het hof niet gebleken dat er schulden zijn van de nalatenschap of lasten in de voormelde zin, zodat van de bevoegdheid van [appellanten] om in hun hoedanigheid van executeurs de onderhavige vorderingen te gelde te maken vooralsnog niet is gebleken.
6.De beslissing
9 oktober 2018voor akte aan de zijde van [appellanten] zoals bedoeld in rechtsoverweging 5.5;