In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellante], voorheen h.o.d.n. Nieuw M.A.M. Horecagroothandel, en Van Gansewinkel B.V. De zaak betreft de tussentijdse opzegging van een serviceovereenkomst voor bepaalde tijd door [appellante] zonder rechtsgrond, wat heeft geleid tot schadeplichtigheid. De overeenkomst was op 1 april 2012 gesloten voor een periode van 60 maanden en betrof het legen van rolcontainers voor restafval en papier/karton. [Appellante] heeft de overeenkomst op 1 oktober 2014 beëindigd, waarna Van Gansewinkel een vordering heeft ingesteld voor de schade die zij heeft geleden door deze opzegging. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat Van Gansewinkel recht heeft op schadevergoeding. De schade is begroot op € 2.797,28, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de hypothetische situatie waarin Van Gansewinkel zich zou hebben bevonden als de overeenkomst niet was opgezegd. Het hof heeft de vordering van Van Gansewinkel toegewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellante] in de proceskosten is veroordeeld.