Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting “De Goede Woning”,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 18 mei 2018 met grieven en producties 32 t/m 55,
- de memorie van antwoord d.d. 26 juni 2018 met producties 20 t/m 28,
- de pleidooien overeenkomstig het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van dit hof van 22 augustus 2018.
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- een verbod om nog langer het retentierecht uit te oefenen,
- een gebod om aan DGW toegang te verlenen tot het terrein,
- een veroordeling tot ontruiming van het terrein en doorhaling van de aantekening van het retentierecht bij het Kadaster,
- afgifte van administratie met betrekking tot de uitgevoerde saneringswerkzaamheden,
- betaling van € 1.824.345,50 als voorschot op schadevergoeding,
- een proceskostenveroordeling.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering in hoger beroep
Anderzijds heeft Boverhoff onvoldoende onderbouwd dat haar vertrek van de bouwplaats onder de door DGW geëiste omstandigheden, waarin partijen (die hier gezamenlijk verantwoordelijkheden dragen), het risico op het vrijkomen van asbest vergroot.
6.De beslissing
voorwaardelijk, namelijk onder de voorwaarde dat Boverhoff tenminste 48 uur beschikt over een bankgarantie van een gerenommeerde bank voor een bedrag van minstens € 1.080.000 en met de bepalingen als opgenomen in productie 62 bij memorie van grieven: beveelt Boverhoff om na betekening van dit arrest de uitoefening van het retentierecht te staken en gestaakt te houden, onder meer door DGW onvoorwaardelijk en volledig toegang te verlenen tot het bouwterrein, kadastraal bekend als Zegwaard B 1407, en door de aanduidingsborden die op het bouwterrein zijn geplaatst te verwijderen, en beveelt haar tevens om alsdan de aantekening in de openbare registers dat zij een retentierecht uitoefent door te halen;
alles te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en, voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;