ECLI:NL:GHARL:2018:7692

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
200.167.643/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg over het hoofdzakelijkheidscriterium in het kader van het verplichtstellingsbesluit conform cao-norm

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Almere Distributie en Opslag (ADO) B.V. tegen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (Bpf) en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de Weg (Soob). De zaak betreft de uitleg van het hoofdzakelijkheidscriterium in het kader van het verplichtstellingsbesluit conform de cao-norm. Het hof heeft op 28 augustus 2018 arrest gewezen en daarbij het tussenarrest van 6 februari 2018 overgenomen. De procedure omvatte onder andere de akten van beide partijen en correspondentie tussen de advocaten. Het hof heeft een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar het aantal werknemers van ADO die zich in de periode van oktober 2012 tot en met januari 2014 bezighielden met werkzaamheden behorend tot het wegvervoer en op- of overslag. De deskundige moet ook de loonsom per categorie vaststellen en eventuele ondersteunende werkzaamheden toerekenen. Het hof heeft een voorschot van € 19.360,- vastgesteld, dat door Bpf moet worden betaald. De deskundige is opgedragen om voor 4 december 2018 een rapport op te stellen en het hof heeft de zaak naar de rol van 15 januari 2019 verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van Bpf. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.167.643
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 3110358)
arrest van 28 augustus 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Almere Distributie en Opslag (ADO) B.V.,
gevestigd te Almere,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Ado,
advocaat: mr. L.T. den Hollander,
tegen:
1. de stichting
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg, gevestigd te Amsterdam,
2. de stichting
Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eiseressen,
advocaat: mr. J. Trimbach.
Geïntimeerden zullen hierna respectievelijk Bpf en Soob worden genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 6 februari 2018 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte van Ado van 3 april 2018;
- de akte van Bpf van 3 april 2018;
- de brief van mr. Den Hollander van 7 augustus 2018
- de brief van mr. Trimbach van 8 augustus 2018.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.2. De verdere beoordeling

2.1
Partijen hebben bij eensluidende akte opgemerkt dat zij geen aanvullende vragen hebben en dat zij zich aan het oordeel van het hof refereren ten aanzien van de in het tussenarrest geformuleerde vragen. Datzelfde geldt voor de persoon van de te benoemen deskundige, met wel de vraag om een accountant te benoemen die geen deel uitmaakt van de zogenoemde ‘big-four’ (KPMG, PWC, Ernst &Young en Deloitte). Bij hun brieven van respectievelijk 7 en 8 augustus 2018 hebben partijen verklaard geen bezwaar te hebben tegen de door het hof bij brief van 26 juli 2018 voorgestelde deskundige, de door deze gehanteerde algemene voorwaarden en het voorschotbedrag.
2.2
Het hof zal als deskundige benoemen:
De heer [deskundige]
[adres]
[postcode] [plaatsnaam]
[emailadres]
Het hof verzoekt de deskundige om antwoord te geven op de volgende vragen:
Hoeveel werknemers van Ado hebben zich in de periode oktober 2012 tot en met januari 2014 feitelijk beziggehouden met werkzaamheden behorend bij het wegvervoer?
Hoeveel werknemers van Ado hebben zich in de periode oktober 2012 tot en met januari 2014 feitelijk beziggehouden met werkzaamheden behorend bij op- of overslag?
Wat is per categorie de daarmee gemoeide loonsom? Voor zover de werkzaamheden van een werknemer behoren tot beide categorieën, wordt u verzocht de daaraan toe te kennen loonwaarde op te splitsen per categorie.
Voor zover sprake is van ondersteunende werkzaamheden, welke werkzaamheden kunnen worden toegerekend aan de categorie wegvervoer en welke werkzaamheden aan categorie op- en overslag en welke loonsom is daarmee gemoeid?
Zijn er nog andere bevindingen die in het kader van deze kwestie naar uw deskundig oordeel van belang zijn?
2.3
Het voorschot tot een bedrag van € 19.360,- komt ten laste van Bpf.
2.4
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
benoemt tot deskundige:
De heer [deskundige]
[adres]
[postcode] [plaatsnaam]
[emailadres]
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
Hoeveel werknemers van Ado hebben zich in de periode oktober 2012 tot en met januari 2014 feitelijk beziggehouden met werkzaamheden behorend bij het wegvervoer?
Hoeveel werknemers van Ado hebben zich in de periode oktober 2012 tot en met januari 2014 feitelijk beziggehouden met werkzaamheden behorend bij op- of overslag?
Wat is per categorie de daarmee gemoeide loonsom? Voor zover de werkzaamheden van een werknemer behoren tot beide categorieën, wordt u verzocht de daaraan toe te kennen loonwaarde op te splitsen per categorie.
Voor zover sprake is van ondersteunende werkzaamheden, welke werkzaamheden kunnen worden toegerekend aan de categorie wegvervoer en welke werkzaamheden aan categorie op- en overslag en welke loonsom is daarmee gemoeid?
Zijn er nog andere bevindingen die in het kader van deze kwestie naar uw deskundig oordeel van belang zijn?
bepaalt dat de deskundige tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan partijen zal toesturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat Bpf aan de deskundige een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zal stellen;
beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundige het ondertekende deskundigenbericht vóór 4 december 2018 toestuurt aan de griffie van dit hof (Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden);
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundige op € 19.360,- (incl. btw);
bepaalt dat Bpf het voorschot dient te betalen, conform de nota met betaalinstructies die Bpf zal ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek zal starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
bepaalt dat de deskundige zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen kan wenden tot mr. A.E.F. Hillen, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundige te verzenden;
verwijst de zaak naar de rol van 15 januari 2019 voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van Bpf;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.L.R. Wefers Bettink, A.E.F. Hillen en M.F.J.N. van Osch en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018.