Uitspraak
[appellant],
De Moel en Leenders,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
7 oktober 2015 in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 zijn vastgesteld. Tegen die vaststelling zijn geen grieven gericht of is anderszins van bezwaren is gebleken. Aangevuld met enige in hoger beroep gebleken feiten gaat het om het volgende.
"In vervolg op de correspondentie d.d. 3 oktober 2012 per e-mail bericht aan u toegezonden heb ik nog enkele malen telefonisch overleg met u/uw nicht (hof
: mevrouw [B] ) gevoerd inhoudende, dat het in dezenietde ABN AMRO Bank N.V. is geweest, diezelfde executieveiling heeft opgestart, doch dat andere crediteuren zogenoemdexecutoriaalbeslag op uw woning hebben gelegd en op grond daarvan de ABN AMRO Bank N. V. als hypotheekhouder, gebruik heeft gemaakt van haar recht in deze om de door de andere crediteuren opgestarte executie van hen over te nemen.
:
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
rief Istelt [appellant] aan de orde dat op grond van de destijds toepasselijke artikelen 32 tot en met 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken de kantonrechter zich onbevoegd had moeten verklaren om van de vorderingen van De Moel en Leenders kennis te nemen. Volgens [appellant] had het geschil moeten worden beslecht door de Raad van Toezicht (naar het hof begrijpt: van de Orde van Advocaten in het arrondissement van de plaats van vestiging van De Moel en Leenders). De grief faalt bij gebrek aan belang, omdat de door [appellant] bedoelde begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht niet meer bestaat en dus niet (alsnog) gevoerd kan worden. Daar komt bij dat het geschil tussen partijen als gevolg van de vordering van [appellant] in reconventie niet een zuiver begrotingsgeschil is, maar ook de vraag betreft of de overeenkomst van opdracht ontbonden zou moeten worden wegens een tekortkoming van De Moel en Leenders. Tot een oordeel over dat aspect was de Raad van Toezicht niet bevoegd. Grief I faalt daarom.
grieven III tot en met XIVaangevoerd.
grieven IV en Vwordt betoogd dat de bestede uren zinloos waren omdat deze zijn gemaakt ten behoeve van de verkeerde procedure en dat (dus) sprake is van een tekortkoming van mr. De Moel, verwijst het hof naar wat met betrekking tot de
grieven IX tot en met XIVover die tekortkoming zal worden geoordeeld. In zoverre delen de
grieven IV en Vhet lot van die grieven.
grieven VI tot en met VIIIbetreffen de vraag of De Moel en Leenders onredelijke en onnodige kosten hebben gemaakt door de tijd die was gemoeid met het aanvragen van een – geweigerde – toevoeging aan [appellant] in rekening te brengen. Deze vraag is door de kantonrechter in rechtsoverweging 4.10 van het vonnis van 7 oktober 2015 ontkennend beantwoord,
grief VI en grief VIIIreeds daarom falen, omdat die grieven alleen zijn gebaseerd op de feitelijke stelling dat (nodeloze) uren in rekening zijn gebracht voor het aanvragen van een toevoeging die al eerder aan mr. De Rijk was verstrekt. Bij
grief VIIheeft [appellant] geen belang: de gewraakte overweging van de kantonrechter - dat [appellant] rijkelijk laat geklaagd zou hebben – is niet dragend voor de beslissing en kan, hoe dan ook, als zodanig niet tot een ander dictum leiden.
grieven VI tot en met VIIIen mondt uit in de conclusie dat door het voeren van een ondeugdelijke administratie, althans door te veel uren in rekening te brengen, sprake is van een tekortkoming aan de zijde van De Moel en Leenders in de uitvoering van de overeenkomst van opdracht. Die stelling van [appellant] treft geen doel: De Moel en Leenders heeft, zoals eerder overwogen, niet te veel uren in rekening gebracht en waarom sprake is van een, een tekortkoming opleverende, ondeugdelijke administratie is door [appellant] niet onderbouwd.
XI tot en met XIVhebben, gezien de toelichting daarop, tot onderwerp en inzet de ontbinding van de overeenkomst van partijen wegens een tekortkoming van mr. De Moel. Het hof zal deze grieven met de grieven IV en V (voor het overige) gezamenlijk beoordelen.
Grief XIIheeft in dat kader slechts tot doel onder de aandacht te brengen dat de kantonrechter volgens [appellant] ten onrechte geen acht heeft geslagen op producties die [appellant] in het geding heeft gebracht bij zijn laatste akte in eerste aanleg. Nu [appellant] in hoger beroep de gelegenheid heeft gehad en benut om diverse producties in het geding te brengen, heeft hij bij deze grief geen belang, wat er ook zij van zijn verwijt aan de kantonrechter.
In de door [appellant] overgelegde brief die de bank in het kader van een klacht van [appellant] over de bank op 29 april 2015 aan het Kifid heeft gezonden (productie D bij akte houdende overlegging producties in hoger beroep) heeft de bank een overzicht gegeven van de gang van zaken en het verloop in de diverse hypotheekdossiers, met daarbij een overzicht van de betalingen in de periode van 1 januari 2007 tot 21 april 2015 en een uitleg over mutaties in één van de betreffende hypotheekdossiers. Ook die brief biedt ook geen steun aan de stellingen van [appellant] , nu daaruit juist blijkt dat er structureel sprake was van betalingsachterstanden. Het had op de weg van [appellant] gelegen om aan de hand van een historisch overzicht, onderbouwd met verifieerbare stukken, duidelijk te maken wat het verloop van zijn schuld aan de bank volgens hem was en waaruit zou blijken dat er in oktober/november 2012 sprake was van de door hem gestelde overstand. Een dergelijke toelichting heeft [appellant] echter niet gegeven terwijl hij, naar moet worden aangenomen, na het arrest van dit hof in het incident de beschikking heeft gekregen over het volledige dossier met daarin de volgens hem benodigde informatie. [appellant] heeft zijn stellingen aldus niet deugdelijk onderbouwd en niet aan zijn stelplicht voldaan. Dat staat aan bewijslevering op dit punt door [appellant] in de weg, waardoor de stelling van [appellant] dat er betalingsregelingen waren getroffen met andere crediteuren ook geen nader onderzoek meer behoeft. De grieven IV en V (voor het overige) en XI tot en met XIV stuiten af op dat oordeel.
grief X: die grief heeft geen zelfstandige betekenis en deelt het lot van de andere grieven.