Uitspraak
ASR,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven van de zijde van ASR;
- de memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde] .
2.De vaststaande feiten
[B] en haar dochter, betrokken geweest bij een ongeval. Op weg van huis naar de school van de dochter van [B] is de auto van [B] van achteren aangereden door een andere auto, waarvan de bestuurder, een verzekerde van ASR, [C] was.
“Op 10-06 is patiënte bij ons op spreekuur verschenen en gezien door een collega (het hof leest: die) de volgende aantekening maakte: zat in een auto, van achteren aangereden. Pijn nek en wat zwaar gevoel in de armen. Bij lichamelijk onderzoek waren er neurologisch geen bijzonderheden, bewegen van de nek niet beperkt, intacte reflexen. Geringe drukpijn cervicaal. Onder de diagnose lichte kneuzing zijn er adviezen gegeven van even rustig aan en daarna zoveel mogelijk bewegen.Patiënte is op 23-06-2010 opnieuw gezien omdat de klachten van het ongeluk bleven bestaan. Ze klaagde over pijn nek en hoofd, kon zich moeilijk concentreren, voelde zich moe. Bij onderzoek was een gevoeligheid cwk. Onder de diagnose aanhoudende klachten werd opnieuw uitleg gegeven en een expectatief beleid gevoerd.Op 16-07-2010 kwam patiënte wederom terug met hetzelfde klachtenverhaal. Vader vond het vervelend dat ze nog steeds 2 paracetemol per dag moest nemen. Patiënte had op dat moment vooral hoofdpijn en concentratieproblemen. Men wilde graag een neurologisch consult. Patiënte is verwezen naar neuroloog/psychiater [F] die gespecialiseerd zou zijn in Whiplash.”
[G] . [G] concludeert in zijn brief d.d. 6 december 2010 dat de klachten van [geïntimeerde] passen bij een post whiplash syndroom graad II.
[I] vermeldt in haar brief d.d. 29 november 2010 de navolgende diagnose:
licht uitgesteld slaapfase syndroom, waarschijnlijk geprovoceerd door een achteraanrijding Slaapmisperceptie”.
29 maart 2011 als volgt geadviseerd aan ASR:
"Mijn commentaarBlijkbaar is er sprake geweest van een zéér gering energetisch accident, hetgeen moge blijken uit het feit dat er geen materiele schade zichtbaar was aan beide auto 's na de achteroprijding. De vraag is dan legitiem of een dergelijk accident kan hebben geleid tot een acceleratie-/deceleratietrauma van de cervicale wervelkolom. Vervolgens is er een dramatisch verlopen klachtenpatroon bij betrokkene. Objectiveerbare afwijkingen op neurologisch dan wel orthopedisch gebied zijn niet vastgesteld. (...)Voorlopig kan ik slechts concluderen dat er sprake is van een dramatisch klachtenpatroon na een accident met een zéér geringe energetische impact. Ik kan echter niet motiveren waarom de huidige klachten als louter en alleen ongevalsgevolg dienen te worden beschouwd. "
8 augustus 2011 tot de navolgende conclusie:
"Mijn commentaarInformatie vanuit de behandelende sector geeft aan dat betrokkene onveranderd niet-klachtenvrij is.Het Delta V-onderzoek bevestigt dat er sprake is geweest van een zeer geringe en minimale impact. In mijn advies van 29-03-2011 heb ik gemotiveerd weergegeven in hoeverre die impact van belang is. Dat betrokkene klachten ondervindt, staat niet ter discussie. Waarom de huidige klachten van betrokkene als louter en alleen ongevalsgevolg dienen te worden beschouwd, kan ik op basis van de mij ter beschikking staande medische informatie niet verklaren. In dat kader verwijs ik nogmaals naar de eerdere onderzoeksbevindingen van prof. Castro.Er blijft sprake van een dramatisch klachtenbeeld na het ongeval, maar of deze problematiek louter en alleen door het ongeval is veroorzaakt, weet ik niet."
“Brief d.d. 04-05-2011 van [K] , neuroloog aan [D] , huisarts:Cliënte werd op 25-03-2011 nog eens gezien in verband met licht uitgesteld slaap fase syndroom, waarschijnlijk geprovoceerd door een achterop aanrijding. Sinds cliënte 2 mg melatonine gebruikt, valt zij eerder in slaap.(…)Brief d.d. 08-12-2011 van [O] . revalidatiearts aan [D] , huisarts:Vanaf maart 2011 is cliënte enige malen gezien in het kader van het pijnrevalidatieteam. Revalidatiediagnose: chronisch pijnsyndroom voornamelijk in nek en hoofd.Oorzakelijk factoren; acceleratie-/deceleratietrauma.Onderhoudende factoren; chronisch relatieve surmenage. Copingstijl.(…)Brief d.d. 12-01-2015 van [P] , huisarts:Cliënte heeft sinds een aanrijding in 2010 veel last van concentratieproblematiek en slaapproblemen. De prognose is dat er niet veel verbetering meer zal optreden. De betreffende consulten zijn als bijlagen aanwezig.”
“Op 15 december 2014 heb ik een intakegesprek gevoerd met mevr. [geïntimeerde] op mijn praktijkadres in [S] .
“3.1 Overwegingen en functionele mogelijkhedenOverwegingen
€ 7.375,-.
3.De standpunten van partijen en de beslissingen in eerste aanleg
De rechtbank verwierp het door ASR op het punt van het causaal verband gevoerde Delta v verweer. Het enkele rapport van de deskundige en de constatering dat de Delta v laag was, betekent volgens de rechtbank niet zonder meer dat het causaal verband ontbreekt, maar maakt het één van de relevante omstandigheden voor het bepalen van het causaal verband.
Volgens de rechtbank kan uit de door [geïntimeerde] overgelegde rapporten worden afgeleid dat sprake is van een postwhiplash-syndroom. Een achterop-aanrijding kan dergelijke klachten veroorzaken. Nu uit het medisch dossier van [geïntimeerde] geen enkele aanwijzing valt af te leiden dat [geïntimeerde] deze klachten al had of zonder ongeval ook zou hebben ontwikkeld en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt, concludeert de rechtbank dat een causaal verband tussen de klachten van [geïntimeerde] en het ongeval aanwezig is.
De rechtbank heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld gegevens over haar gezondheidstoestand vanaf medio februari 2011 in het geding te brengen en heeft daartoe een comparitie van partijen gelast.
4.De bespreking van de grieven
grief Ikomt zij op tegen het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis, dat sprake is van causaal verband tussen de klachten van [geïntimeerde] en het ongeval.
Grief IIis gericht tegen het oordeel van de rechtbank in het eindvonnis, dat de overgelegde medische informatie niet leidt tot andere inzichten (a), dat uit de medische informatie kan worden afgeleid dat de gezondheidstoestand van [geïntimeerde] te wensen overlaat en dat zij nog steeds last heeft van pijnkachten, vermoeidheid, slaapproblemen, concentratieproblemen, geheugenproblemen en ‘een kort lontje’(b) en dat dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht kan worden toegewezen (c).
De grieven hangen met elkaar samen. Het hof zal ze dan ook tezamen behandelen.
(3,4 tot 7,2 km/uur). Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat deze geringe Delta v op zichzelf niet in de weg staat aan het aannemen van causaal verband tussen de gezondheidsklachten van [geïntimeerde] en het ongeval, maar wel een omstandigheid is die in aanmerking moet worden genomen bij het antwoord op de vraag of sprake is van causaal verband. In dit verband is van belang dat beide partijen zich hebben beroepen op een artikel van prof. dr. Wisman in het PIV-bulletin van oktober 2015 met de titel “Whiplash bij verkeersongevallen: inzichten vanuit de letselbiomechanica en de verkeersongevallenanalyse”. Uit dit artikel, waarin internationaal onderzoek naar het verband tussen Delta v en het ontstaan van whiplashklachten is beschreven, volgt dat sprake is van een correlatie tussen het risico op whiplash en de Delta v, dat bij achteropaanrijdingen het risico op langdurige klachten sterk toeneemt boven een Delta v van meer dan 15 km/uur, maar dat het hanteren van een absolute grens van 10 km/uur niet verdedigbaar is. Zo’n grens kan wel gehanteerd worden als een eerste grove schatting voor de kans op whiplashklachten. Prof. Wisman wijst verder op andere risicofactoren, zoals het geslacht (vrouwen hebben een aanmerkelijke grotere kans op het ontstaan van whiplashklachten), eerdere nekklachten, het stoel-hoofdsteuntype en de zitpositie in de auto (meer risico op de achterbank). In het licht van dit onderzoek heeft ASR onvoldoende onderbouwd dat het enkele feit dat sprake is van een lage Delta v in de weg staat aan het aannemen van causaal verband tussen de klachten van [geïntimeerde] en het ongeval. Anderzijds volgt uit het onderzoek ook dat de kans op het ontwikkelen van (langdurige) whiplashklachten lager is bij een ongeval met een Delta v van, zoals hier, ruimschoots minder dan 10 km/uur dan bij een ongeval met een Delta v van meer dan 10 km/uur.