ECLI:NL:GHARL:2018:7203

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
21-000437-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs voor openlijk geweld in besloten ruimte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs voor openlijk geweld. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 25 juli 2018 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die schuldigverklaring zonder oplegging van straf vroeg. De verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. van Oort, hebben hun standpunten naar voren gebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de geweldshandelingen, die de verdachte ten laste waren gelegd, plaatsvonden in de aula van een scholengemeenschap. Het hof oordeelde dat deze aula niet kan worden aangemerkt als een algemeen toegankelijke plaats of ruimte voor het publiek. Hierdoor kon niet worden bewezen dat het geweld 'openlijk' was, zoals vereist door artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof concludeerde dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bood om het bestanddeel 'openlijk' wettig te bewijzen, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw recht te doen door te verklaren dat niet bewezen was dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, en sprak de verdachte vrij. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral met betrekking tot de definitie van openlijk geweld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000437-18
Uitspraak d.d.: 8 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van
9 januari 2018 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 11 oktober 2013 met parketnummer 07-096266-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. van Oort, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijgesproken ter zake het aan hem tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 maart 2011 te [plaats] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de school [naam school] ([adres]), in elk geval op of aan een openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke ruimte, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen het hoofd (van [slachtoffer 1]), in ieder geval tegen het lichaam (van [slachtoffer 1]) stompen/slaan en/of
- het zichtbaar vasthouden van een (niet uitgeklapt) (vlinder) mes of in ieder geval een op een vlindermes gelijkend voorwerp en/of
- het maken van een stekende/zwaaiende beweging met een (uitgeklapt) (vlinder)mes, of in ieder geval een op een vlindermes gelijkend voorwerp, in de richting van de linkerzij, in ieder geval in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] en/of
- het maken van meerdere, in ieder geval één, zwaaiende beweging(en) met een (uitgeklapt) (vlinder)mes of in ieder geval een op een vlindermes gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van [slachtoffer 2] en/of
- het stilhouden van het (uitgeklapte) (vlinder)mes of in ieder geval een op een vlindermes gelijkend voorwerp (dicht)bij de keel van [slachtoffer 2] en/of
- het tegen [slachtoffer 2] roepen: 'dan maak ik je dood', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat het dossier sterke aanwijzingen bevat dat verdachte zich met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan enige geweldshandelingen gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Echter, voor het bestanddeel ‘openlijk’ in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht biedt het strafdossier onvoldoende aanknopingspunten om dit bestanddeel van het tenlastegelegde feit wettig te bewijzen, zodat hiervan vrijspraak moet volgen.
Hieromtrent overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt vast dat de beweerdelijk gepleegde geweldshandelingen volgens verklaringen van aangevers en getuigen zijn gepleegd in de aula van een scholengemeenschap. Niet kan worden vastgesteld dat deze aula een algemeen toegankelijke plaats of ruimte voor het publiek is. Voorts overweegt het hof dat niet is gebleken dat de beweerdelijke geweldshandelingen zichtbaar waren voor personen vanaf de openbare weg of vanuit een voor publiek toegankelijke ruimte. Hierin ligt als oordeel van het hof besloten dat het geweld zich voltrok in een besloten ruimte die slechts toegankelijk was voor een beperkte groep personen en dat derhalve niet kan worden bewezen dat sprake is van ‘openlijk’ geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft acht derhalve niet wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. M.M.H.P. Houben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 8 augustus 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Houben en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.