ECLI:NL:GHARL:2018:7086

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
200.208.599/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling na advies bijzondere curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2018 een beschikking gegeven inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, na advies van een bijzondere curator. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder in hoger beroep, zijn betrokken bij deze procedure. De bijzondere curator heeft in haar verslag aangegeven dat de omgang tussen de vader en de dochter, die sinds februari 2017 plaatsvindt, goed verloopt. De huidige regeling houdt in dat de dochter één zaterdag per 14 dagen van 10.00 tot 19.00 uur bij de vader verblijft, met een overdracht in een neutrale omgeving. De bijzondere curator adviseert om de omgangsregeling uit te breiden met één extra vrijdag per maand, waarbij de vader de dochter uit school haalt en zorgt voor haar vervoer naar sportactiviteiten. Het hof onderschrijft dit advies en besluit de omgangsregeling te wijzigen, waarbij de vader ook op vrijdagmiddag omgang heeft met de dochter. De moeder wordt aangespoord om de communicatie met de vader te verbeteren, in het belang van de dochter. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de regeling, gezien het vertrouwen in de moeder dat zij de afspraken zal nakomen. De beschikking van de rechtbank Overijssel is gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd, met de wijziging van de omgangsregeling zoals hierboven beschreven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.208.599/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel: C/08/177500 FA RK 15-2449)
beschikking van 2 augustus 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Zoer te Hoogeveen,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.Q.N. Renon te Assen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[B],
kantoorhoudend te [A] ,
bijzondere curator over [de minderjarige] .

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 13 april 2017 en 16 november 2017 tussenbeschikkingen gegeven, waarvan de inhoud als hier ingevoegd beschouwd dient te worden.
1.2
Ter griffie van het hof is na de tussenbeschikking van 16 november 2017 binnengekomen:
- het verslag van de bijzondere curator gedateerd 13 juni 2018;
- een journaalbericht van mr. Zoer van 2 juli 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Renon van 6 juli 2018 met productie(s).

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 16 november 2017 een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld van één zaterdag per 14 dagen van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de overdracht dient plaats te vinden in het [C] te [A] en heeft geoordeeld dat de benoeming van mevrouw [B] als bijzondere curator over [de minderjarige] dient te worden voortgezet met de volgende opdracht:
- er op toezien dat [de minderjarige] onverwijld na het geven van de tussenbeschikking van het hof wordt aangemeld voor het KIES-traject, dan wel, als partijen het daar in onderling overleg over eens zijn, voor een buddy bij [D] ;
- zicht houden op het verloop van de voorlopige omgangsregeling door op regelmatige basis bij beide partijen, en zo nodig bij [de minderjarige] , inlichtingen in te winnen;
- na verloop van de aanhoudingsperiode van zes maanden aan het hof te adviseren of uitbreiding van de voorlopige omgangsregeling, vanuit het belang van [de minderjarige] en rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, tot de mogelijkheden behoort.
2.2
Het hof heeft een verslag van de bijzondere curator ontvangen, alsook een reactie daarop van de moeder en de vader. Beide ouders hebben het hof verzocht de zaak zonder nadere mondelinge behandeling af te doen. Het hof ziet ook ambtshalve geen aanleiding om een nadere mondelinge behandeling te gelasten en zal de zaak daarom beoordelen op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde op de mondelinge behandeling van
19 oktober 2017.
2.3
Het hof constateert in de eerste plaats dat uit het verslag van de bijzondere curator blijkt dat [de minderjarige] in de periode van 4 april 2018 tot en met 30 mei 2018 het KIES-traject bij [E] heeft gevolgd en afgerond.
2.4
Uit het verslag van de bijzondere curator komt verder naar voren dat, hoewel er de afgelopen periode wel een paar incidenten zijn geweest, er sprake is van continuïteit in de bij de tussenbeschikking van 16 november 2017 vastgestelde voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft één zaterdag per 14 dagen van 10.00 uur
's ochtends tot 19.00 uur 's avonds bij de vader, waarbij de overdracht plaatsvindt in het [C] te [A] , en zowel de vader als [de minderjarige] vinden dat deze omgangsmomenten beter verlopen dan vorig jaar.
2.5
De bijzondere curator constateert dat zij nog altijd twee ouders ziet die onvoorwaardelijk van hun dochter houden en die de belangen van [de minderjarige] voorop stellen.
De ouders zijn gekomen tot een vorm van communicatie, waarbij zij per
e-mail contact hebben over de omgang en andere zaken aangaande [de minderjarige] . De bijzondere curator acht het in het belang van [de minderjarige] dat door beide ouders gewerkt zal blijven worden aan het verder bouwen van een constructieve (functionele) brug in hun ouderrelatie. Daarbij acht de bijzondere curator het van belang dat de moeder voor zichzelf ruimte vindt om op termijn ook mondeling het gesprek met de vader aan te kunnen gaan om zo bijvoorbeeld bij een omgangswisseling informatie uit te kunnen wisselen over het verloop van de omgang of anderszins een gesprek te kunnen voeren over zaken aangaande [de minderjarige] .
2.6
De bijzondere curator adviseert - kort samengevat - de huidige omgangsregeling uit te breiden met één extra vrijdag per maand, niet zijnde de vrijdag direct voorafgaand aan de omgang op zaterdag, van 15.00 uur tot 19.00 uur, waarbij [de minderjarige] uit school wordt
opgehaald door de vader en waarbij de vader dan ook zorgdraagt voor het halen en brengen van [de minderjarige] naar de sport, voor zover dit aan de orde is. De omgangswisseling dient, met uitzondering van die op de vrijdag om 15.00 uur, plaats te blijven vinden in het [C] in [A] . Daarbij acht de bijzondere curator het van belang dat de moeder [de minderjarige] positief blijft stimuleren in het contact met de vader, in het bijzonder ten aanzien van de uitbreiding met de vrijdagmiddag en ten aanzien van de eventuele wens van [de minderjarige] om bijvoorbeeld een nachtje te kamperen met (alleen) de vader. De bijzondere curator acht het nog niet in [de minderjarige] 's belang om bij de vader thuis te overnachten. Pas zodra de vader in zijn nieuwe woning in [F] woont, [de minderjarige] daar gewend is en zij haar verdere wensen daarover heeft geuit, kan dit eventueel aan de orde komen. Van de vader wordt verwacht dat hij aan blijft sluiten bij de beleving van [de minderjarige] en de gegeven kaders daarin voor [de minderjarige] bewaakt, aldus de bijzondere curator.
2.7
Het hof onderschrijft het advies van de bijzondere curator. Het hof is van oordeel dat de volgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] het meeste in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht.
2.8
[de minderjarige] zal omgang hebben met haar vader:
- één zaterdag per 14 dagen van 10.00 uur 's ochtends tot 19.00 uur 's avonds;
- één vrijdagmiddag per maand, niet zijnde de vrijdagmiddag direct voorafgaand aan de
omgang op zaterdag, van 15.00 uur tot 19.00 uur, waarbij [de minderjarige] uit school wordt
opgehaald door de vader en waarbij de vader dan ook zorgdraagt voor het halen en
brengen van [de minderjarige] naar de sport, voor zover dit aan de orde is;
waarbij de overdracht, met uitzondering van die op de vrijdag om 15.00 uur, dient plaats te vinden in het [C] te [A] .
2.9
Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat uit het rapport van de bijzondere curator naar voren komt dat [de minderjarige] graag meer tijd met de vader wil doorbrengen en dat de moeder daar ook open voor staat. Het hof acht de door de bijzondere curator geadviseerde uitbreiding passend en in het belang van [de minderjarige] . Voor verdere uitbreiding, zoals de vader wenst, ziet het hof op dit moment geen aanleiding. De vader heeft naar voren gebracht dat hij vreest dat verdere uitbreiding in de toekomst niet meer van de grond zal komen. Het hof deelt deze vrees op dit moment echter niet. Uit het rapport van de bijzondere curator komt namelijk naar voren dat de moeder haar best doet om [de minderjarige] te ondersteunen in de omgang met de vader en dat zij daarbij de wensen van [de minderjarige] niet in de weg staat.
2.1
De moeder heeft in reactie op het advies van de bijzondere curator naar voren gebracht dat zij gelet op de geschiedenis van partijen niet in staat is de communicatie met de vader verder te verbeteren. Het hof is van oordeel dat zij zich, in het belang van [de minderjarige] , daar wel voor in dient te spannen en daarbij zo nodig psychologische hulp dient in te schakelen. Het hof gaat er vanuit dat partijen het advies van de bijzondere curator ter harte zullen nemen en zich met deskundige begeleiding zullen inspannen om hun communicatie verder te verbeteren, om op die manier met elkaar en [de minderjarige] te komen tot voor ieder van hen werkbare afspraken over (uitbreiding van) de omgang.
2.11
Voor zover de vader zich op het standpunt stelt dat toegewerkt moet worden naar een overdracht van huis tot huis, verwijst het hof naar rechtsoverweging 5.12 van de tussenbeschikking van 16 november 2017. Niet gebleken is dat hierover thans anders geoordeeld moet worden. Integendeel, uit het rapport van de bijzondere curator komt naar voren dat [de minderjarige] nog altijd opziet tegen het terugbrengen na de omgang. In het belang van [de minderjarige] dient de omgangswisseling daarom plaats te blijven vinden op neutraal terrein zolang dat voor haar nodig is om geen spanningen te ervaren.
2.12
Het hof merkt verder op dat van de vader wordt verwacht dat hij incidenten zoals die in de periode van het onderzoek van de bijzondere curator zijn voorgevallen zo veel mogelijk voorkomt. De vader stelt weliswaar dat het voor de ontwikkeling en weerbaarheid van [de minderjarige] ook goed is dat de dingen soms anders gaan, maar naar het oordeel van het hof is [de minderjarige] gelet op de moeilijke positie waarin zij verkeert, tussen twee ouders die nog altijd slechts zeer beperkt met elkaar communiceren, vooral gebaat bij duidelijkheid en structuur en dienen afspraken die zijn gemaakt over de omgangsregeling zo nauwgezet als mogelijk te worden nagekomen.
2.13
Het hof is van oordeel dat de vader [de minderjarige] voor de omgang op vrijdag (één keer per maand) om 15.00 uur dient op te halen uit school. Hoewel de moeder heeft betoogd dat ook dan de overdracht dient plaats te vinden in het [C] , acht het hof dat uit praktisch oogpunt niet gewenst en ook niet nodig, nu de vader en de moeder elkaar immers bij de school niet zullen ontmoeten.
2.14
Het hof ziet geen aanleiding om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de op te leggen omgangsregeling. Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat de omgangsregeling al sinds februari 2017 door de moeder wordt nagekomen en het hof er op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting vertrouwen in heeft dat de moeder de omgangsregeling in het belang van [de minderjarige] zal nakomen.
2.15
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

3.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 22 april 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 17 januari 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de in het ouderschapsplan van partijen van 16 maart 2014 overeengekomen omgangsregeling aldus dat [de minderjarige] omgang met de vader zal hebben:
- één zaterdag per 14 dagen van 10.00 uur 's ochtends tot 19.00 uur 's avonds;
- één vrijdagmiddag per maand, niet zijnde de vrijdagmiddag direct voorafgaand aan de omgang op zaterdag, van 15.00 uur tot 19.00 uur, waarbij [de minderjarige] uit school wordt opgehaald door de vader en waarbij de vader dan ook zorgdraagt voor het halen en brengen van [de minderjarige] naar de sport, voor zover dit aan de orde is,
waarbij de overdracht, met uitzondering van die op de vrijdag om 15.00 uur, dient plaats te vinden in het [C] te [A] ;
ontslaat met ingang van heden mevrouw [B] als bijzondere curator van [de minderjarige] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, S. Rezel en M.A.F. Holtvluwer-Veenstra en is op 2 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.