Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
4 mei 2013 zou worden teruggebracht naar [geïntimeerde] . Dat is niet gebeurd. Daarom is, zoals [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd (zie onder 3.12 van de memorie van antwoord) sprake van een tekortkoming in de zin van artikel 6:74 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond daarvan is [appellant] gehouden de schade van [geïntimeerde] te vergoeden, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op [appellant] rusten de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de omstandigheden die hij aan zijn beroep op overmacht ten grondslag legt. [appellant] heeft enkel bloot ontkend dat hij op de hoogte is geweest van de 19 kilogram cannabis die in de inbeslaggenomen huurauto is aangetroffen. Ook heeft hij, zonder nadere onderbouwing, aangevoerd dat hij geen kennis van of band met het transport heeft gehad en dat hij daarop geen invloed heeft gehad. Met deze blote ontkenning heeft [appellant] zijn beroep op overmacht onvoldoende onderbouwd. Met name heeft [appellant] niet duidelijk gemaakt waarom het feit dat een derde de door hem gehuurde auto kon gebruiken ten behoeve van een drugstransport, met alle gevolgen van dien, niet aan zijn schuld te wijten is noch krachtens de overeenkomst of de verkeersopvattingen voor zijn rekening komt. Derhalve is het hof van oordeel dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst op grond waarvan hij gehouden is de schade van [geïntimeerde] te vergoeden. Gelet op het voorgaande kan de tweede grief onbesproken blijven, omdat deze grief niet tot een ander oordeel leiden.
5.De slotsom
tarief I) voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
6.De beslissing
3 mei 2017);
[geïntimeerde] vastgesteld op € 313,00 voor verschotten en op € 1.518,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;