ECLI:NL:GHARL:2018:6504

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
WAHV 200.197.682
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Kuiper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onterecht afdoen via twee trajecten in verkeerszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 3 augustus 2016. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 230,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het wisselen van rijstrook zonder het overige verkeer voor te laten gaan, gepleegd op 15 september 2015. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat er sprake was van één gebeurtenis en dat de afdoening via zowel het bestuursrechtelijke als het strafrechtelijke traject niet toegestaan was. Het hof heeft de sanctiebeschikking vernietigd, omdat de afdoening via twee trajecten niet in overeenstemming was met de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, die vereist dat bij meerdere overtredingen slechts één traject gevolgd mag worden. Het hof oordeelde dat de administratieve sanctie niet in stand kon blijven, omdat de vereiste melding in het proces-verbaal ontbrak. De beslissing van de kantonrechter werd vernietigd, het beroep werd gegrond verklaard en de betrokkene kreeg zijn zekerheidstelling terug. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.197.682
13 juli 2018
CJIB 192365189
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 3 augustus 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 25 januari 2018 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen. Een kopie daarvan is toegestuurd aan de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “van rijstrook wisselen zonder overige verkeer voor te laten gaan”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 september 2015 om 06.45 uur op de Rijksweg A16 te Rotterdam.
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt onder meer dat sprake is van één gebeurtenis. De afdoening van deze zaak heeft ten onrechte via de bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke weg plaatsgevonden, zodat de inleidende beschikking naar de mening van de gemachtigde niet in stand kan blijven
3. Ten tijde van de onderhavige gedraging was de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (2011A029) van kracht (hierna: de Aanwijzing). Die Aanwijzing hield in, voor zover hier van belang:
"Als een gebeurtenis uit meerdere overtredingen bestaat, wordt aan betrokkene/verdachte en administratieve sanctie opgelegd, óf wordt tegen hem een strafbeschikking uitgevaardigd of proces-verbaal opgemaakt óf wordt hem een transactie aangeboden. Afdoening langs één traject is daarbij het uitgangspunt. Als zowel de strafrechtelijke als de administratiefrechtelijke weg wordt bewandeld, moet in het proces-verbaal melding worden gemaakt van de opgelegde administratieve sanctie(s) en op de aankondiging van beschikking van het/de opgemaakte proces(sen)-verbaal. Van deze mogelijkheid mag slechts in zeer uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt."
4. Uit de door de gemachtigde overgelegde stukken blijkt dat de betrokkene ook een strafbeschikking van het openbaar ministerie heeft ontvangen voor - kortgezegd - het onvoldoende afstand houden tot zijn voorganger op hetzelfde tijdstip en dezelfde plaats als de onderhavige beschikking. De strafbeschikking is gedagtekend 28 september 2015.
5. Bij de beoordeling of de onderhavige beschikking had mogen worden opgelegd, dient het hof eerst te beoordelen of in dit geval sprake is van een gebeurtenis in de zin van voornoemde Aanwijzing.
6. Uit de door de verbalisant [D] op 5 januari 2016 overgelegde mutatie volgt - samengevat - dat de verbalisanten hebben waargenomen dat de betrokkene een zeer korte volgafstand tot zijn voorgangers hield op rijstrook 1, dat de betrokkene op rijstrook 2 een voertuig rechts inhaalde en daarna verplaatste naar rijstrook 4 zonder het overige verkeer voor te laten gaan en daarbij harder reed dan toegestaan. Vervolgens is de betrokkene staande gehouden en is besloten om voor twee gedragingen een proces-verbaal op te maken.
7. Onder verwijzing naar de overwegingen 8 tot en met 15 van het arrest van dit hof van 20 januari 2012, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2012:BV7306, leidt het hof af dat uit de geschiedenis van de Aanwijzing en de voorbeelden die in de toelichtingen daarop worden gebezigd, niet alleen gelijktijdig begane gedragingen en/ of overtredingen één gebeurtenis vormen, maar dat ook gedragingen en/of overtredingen die bij gelegenheid van een staandehouding worden vastgesteld deel uitmaken van de ene gebeurtenis. Tevens kan ook sprake zijn van enig tijdsverloop tussen het constateren van gedragingen en/of overtredingen. Onder "een gebeurtenis" als bedoeld in de Aanwijzing dient in ieder geval te worden verstaan een controle bij gelegenheid waarvan één of meerdere gedragingen of verkeersovertredingen zijn vastgesteld.
Daarvan is in deze situatie sprake, zodat sprake is van een gebeurtenis als bedoeld in de Aanwijzing.
8. Vervolgens dient het hof te beoordelen of in dit geval de gedragingen die vallen onder een gebeurtenis via twee trajecten hadden mogen worden afgedaan.
9. In het aanvullend proces-verbaal d.d. 5 januari 2016 verklaart verbalisant [D] het volgende:
"Abusievelijk is niet in de stukken vermeld dat er sprake is van een afhandeling via 2 trajecten. Bijgevoegd bij dit proces-verbaal treft u de door ons opgemaakte mutatie. In deze mutatie kunt u lezen dat wij bij de staandehouding hebben besloten dat we voor slechts 2 feiten proces-verbaal op te maken, te weten voor de feitcode S005E (OM afhandeling) en R512 (WAHV). Wij hebben gekozen proces-verbaal op te maken voor deze 2 overtredingen, omdat dit de overtredingen betroffen die voor het verkeer het meeste gevaar opleverden. Aangezien er slechts voor 2 feiten proces-verbaal is opgemaakt hebben wij gekozen voor afhandeling via 2 trajecten."
10. Nog daargelaten de vraag of in deze situatie sprake is van een uitzonderlijk geval dat afdoening langs twee trajecten rechtvaardigt, had op grond van de Aanwijzing afdoening langs twee trajecten slechts mogen plaatsvinden als daarvan melding was gedaan in het proces-verbaal dat heeft geleid tot de strafbeschikking en de aankondiging van beschikking. In dit geval is dat niet gebeurd. Bij de oplegging van de strafbeschikking is daardoor geen rekening gehouden met de afdoening via de administratiefrechtelijke weg. De verbalisant heeft in het aanvullend proces-verbaal alsnog melding gedaan van de beide trajecten, maar het aanvullend proces-verbaal is opgemaakt nadat de strafbeschikking reeds was uitgevaardigd. De inleidende beschikking kan daarom niet in stand blijven.
11. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en doet wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten met gegrondverklaring van het beroep daartegen de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. Het bedrag van de zekerheidstelling zal aan de betrokkene worden gerestitueerd.
12. Hetgeen de gemachtigde van de betrokkene verder naar voren heeft gebracht in het hoger beroep, behoeft geen bespreking meer.
13. De gevraagde kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 751,50.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 3 februari 2016, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 192365189 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 751,50, te betalen aan de gemachtigde door overboeking op rekeningnummer [00000] ten name van [B] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.