In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot woninginbraak op 24 mei 2016. De zaak kenmerkte zich door de omstandigheden waarin de verdachte kort na de poging tot inbraak werd aangetroffen, samen met anderen, zonder dat er contra-indicaties waren voor zijn betrokkenheid. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, welke straf het hof bevestigde. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk handelingen hebben verricht die duiden op een poging tot inbraak, waarbij de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de buurt van de plaats delict. De bewezenverklaring steunt op verschillende getuigenverklaringen en de omstandigheden van de zaak, die samen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten aantonen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.