Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan
de gemeente Hilversum(hierna: de heffingsambtenaar)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, opgelegd aan belanghebbende, verminderd. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat belanghebbende zijn voertuig had geparkeerd zonder voldoende parkeerbelasting te betalen. Belanghebbende had € 1 betaald voor een parkeerduur van 23 minuten, terwijl de parkeercontroleurs constateerden dat het voertuig om 14.24 uur nog op de parkeerplaats stond. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag van € 63,50 opgelegd, bestaande uit € 2,60 aan nageheven parkeerbelasting en € 60,90 aan kosten.
De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd, omdat artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat alleen het niet-betaalde bedrag kan worden nageheven. De rechtbank verlaagde de naheffingsaanslag tot € 62,50, waarbij de heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De heffingsambtenaar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat het bedrag aan naheffing niet correct was. Het Hof bevestigde dat de heffingsambtenaar slechts het bedrag dat niet was betaald kon naheffen. Aangezien belanghebbende al voor 23 minuten had betaald, resteerde er nog een parkeerduur van 3 minuten waarover geen belasting was betaald. Het Hof concludeerde dat het na te heffen bedrag aan parkeerbelasting beperkt had moeten blijven tot € 0,13. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.