ECLI:NL:GHARL:2018:6063

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
P18/0083
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in het kader van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1976, die verblijft in een kliniek. De rechtbank had op 7 februari 2018 de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd en een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gelast, onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde zich ambulant laat behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze voorwaardelijke beëindiging prematuur is, gezien de recente hervatting van de verpleging van overheidswege en het verloop van de maatregel tot dat moment. Het hof heeft de kliniek gevolgd in haar visie dat een voorwaardelijke beëindiging onverantwoord is en heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het hof heeft de verpleging van overheidswege met een jaar verlengd, om zo de ontwikkelingen van de terbeschikkinggestelde op een kortere termijn te kunnen toetsen. De kliniek heeft geadviseerd tot een geleidelijke resocialisatie in plaats van een voorwaardelijke beëindiging, en het hof heeft deze visie overgenomen. De beslissing van de rechtbank is voor het overige bevestigd, met inachtneming van de adviezen van de kliniek.

Uitspraak

TBS P18/0083
Beslissing d.d. 28 juni 2018
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
verblijvende in [kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 7 februari 2018, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met de termijn van een jaar en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, met ingang vanaf het moment dat de terbeschikkinggestelde zich ambulant laat behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij stichting [naam] of een soortgelijke organisatie.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de officier van justitie van 13 februari 2018;
- de appelmemorie van de officier van justitie van 13 februari 2018;
- de machtiging tot onbegeleid verlof voor de terbeschikkinggestelde van 14 februari 2018;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 29 mei 2018, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 2 november 2017 tot en met 12 april 2018;
- een faxbericht van de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde aan het hof van 13 juni 2018 met als bijlagen:
- een brief van verslavingszorg [naam] van 12 juni 2018,
- een brief van de terbeschikkinggestelde, ongedateerd, inhoudende zijn visie op het behandeltraject en de mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft ter zitting van 14 juni 2018 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr. W.C.J. Stienen.
De raadsvrouw heeft - na sluiting van het onderzoek - per brief van 26 juni 2018 aan het hof stukken toegezonden waaruit blijkt dat de aanvraag proefverlof niet in behandeling is genomen vanwege de hierna te noemen onttrekking.

Overwegingen:

Aanvullende informatie van de kliniek d.d. 29 mei 2018
De verpleging van overheidswege is op 25 oktober 2017 hervat. Eind 2017 is opnieuw begeleid verlof aangevraagd. De machtiging daartoe is op 14 februari 2018 verleend. Met dit verlof is de terbeschikkinggestelde in de gelegenheid gesteld om naar de terugvalpreventiegroep te gaan en om de dagbehandeling bij de Stichting [naam] op te pakken. De reclassering heeft in januari 2018 positief geadviseerd over proefverlof. Volgens de kliniek en de reclassering geniet een geleidelijk resocialisatietraject naar een eigen woning de voorkeur boven een voorwaardelijk beëindiging van de verpleging van overheidswege, omdat de slagingskans bij een geleidelijk traject groter zal zijn. De aanvraag voor proefverlof is op 3 april 2018 verzonden.
De terbeschikkinggestelde heeft zich op 23 april 2018 tijdens een onbegeleid verlof onttrokken. De kliniek heeft vervolgens met hem contact opgenomen, maar ondanks zijn toezegging is hij die dag niet teruggekeerd. De terbeschikkinggestelde is de volgende dag aangehouden en teruggebracht naar de kliniek. De voorlopige conclusie naar aanleiding van de onttrekking is dat de terbeschikkinggestelde ernstig overvraagd is geweest. Daarbij heeft een rol gespeeld de dagbehandeling bij [naam] , verwachtingen bij en ontwikkelingen in zijn netwerk, zijn werk bij de voedselbank en het invulling moeten geven aan het gezinsleven en huishouden. De terbeschikkinggestelde heeft tijdens zijn onttrekking cocaïne en THC gebruikt, maar er lijkt geen sprake te zijn geweest van strafbare feiten. Hij is bezig met een beschrijving van het incident en is aangemeld voor therapie om het interne conflict (zelfbeeld, draagkracht versus draaglast) te bespreken. De kliniek werkt aan een incidentanalyse van de onttrekking.
De kliniek acht teneinde misstappen zo veel mogelijk te voorkomen en snel te kunnen bijsturen resocialisatie alleen verantwoord wanneer deze langs een geleidelijke weg zal plaatsvinden in plaats van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Gebleken is dat een te snelle overgang naar een eigen woning in het kader van een voorwaardelijke beëindiging te groot is voor de terbeschikkinggestelde. Hij heeft verschillende voorwaarden overtreden hetgeen heeft geleid tot de hervatting van de verpleging van overheidswege. Uit de onttrekking blijkt dat zelfs onbegeleid verlof op dit moment te hoog is gegrepen. De kliniek ziet dan ook een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege als onverantwoord. De kliniek handhaaft haar advies tot verlenging van de maatregel met een jaar.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde kampt met zijn verslavingsproblematiek. Hij heeft zich tijdens een verlof onttrokken en vervolgens verdovende middelen gebruikt. Dit gedrag komt voort uit het onvermogen om de verslaving zelfstandig het hoofd te bieden. Het onbegeleid verlof is als gevolg daarvan stopgezet. Een behandeltraject is noodzakelijk maar de [kliniek] is daar onvoldoende geschikt voor. Er wordt weinig zorg in de kliniek geboden en het verblijf aldaar voelt eerder als afstraffing dan hulpverlening. De terbeschikkinggestelde is gebaat bij zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid. Hij is gemotiveerd om zelf hulp te zoeken bij een instelling die gericht is op verslavingszorg. Het recidiverisico is laag en de verslavingsproblematiek kan in een minder streng kader ondervangen worden. De raadsvrouw heeft primair verzocht om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen en de maatregel met een jaar te verlengen. Subsidiair heeft zij verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden voor onbepaalde tijd teneinde de reclassering de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te laten onderzoeken.
Het standpunt van het openbaar ministerieDe terbeschikkinggestelde heeft ter zitting zijn bezwaren geuit tegen het behandeltraject in de [kliniek] waar hij thans verblijft. Het is echter gebleken dat toenemende vrijheden tot incidenten kunnen leiden. In april jl. heeft de terbeschikkinggestelde zich onttrokken tijdens het onbegeleid verlof en heeft een terugval in middelengebruik plaatsgevonden. Hierdoor is de behandeling van zijn verslavingsproblematiek bij stichting [naam] stopgezet. Het resocialisatietraject dient op geleidelijke wijze vormgegeven te worden. Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is momenteel niet aan de orde. Het is van belang om tijdig te kunnen interveniëren bij eventuele problemen. De advocaat-generaal heeft primair geconcludeerd om de maatregel met een jaar te verlengen en derhalve de beslissing waarvan beroep te vernietigen. De advocaat-generaal heeft aangegeven zich subsidiair te kunnen vinden in een aanhouding van de behandeling teneinde de reclassering de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te laten onderzoeken.
Het oordeel van het hof
Afwijzing van het verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege prematuur gezien het belang van een gefaseerde uitbreiding van de vrijheden van de terbeschikkinggestelde en de stappen die nog moeten worden gezet in zijn resocialisatietraject. Het traject op basis van geleidelijkheid dat momenteel is ingezet dient te worden voortgezet.
Gedeeltelijke vernietiging
De rechtbank heeft bij vonnis van 4 mei 2010 aan de terbeschikkinggestelde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar opgelegd en de terbeschikkingstelling met voorwaarden gelast. Dit hof heeft op 20 maart 2014 alsnog de verpleging van overheidswege bevolen. De rechtbank heeft op 18 april 2017 de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd onder het stellen van voorwaarden. Enige maanden later heeft de rechtbank op 25 oktober 2017 op basis van reclasseringsrapportage de hervatting van de verpleging van overheidswege gelast. Vervolgens heeft deze rechtbank bij de beslissing waarvan beroep de maatregel verlengd met een jaar en de verpleging van overheidswege - op termijn - wederom voorwaardelijk beëindigd onder het stellen van voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat voorwaardelijke beëindiging zal aanvangen op het moment dat de terbeschikkinggestelde zich ambulant laat behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij de Stichting [naam] of een soortgelijke organisatie. Voorafgaande aan die beslissing heeft de rechtbank zich niet over een voorwaardelijke beëindiging of de daaraan te verbinden voorwaarden doen informeren door de reclassering. De rechtbank heeft bovendien zelf de voorwaarden geformuleerd. Het hof kan de rechtbank niet volgen in deze beslissing tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Niet alleen was het gezien de recente hervatting van de verpleging van overheidswege aangewezen om zich opnieuw te doen informeren door de reclassering over een eventuele voorwaardelijke beëindiging van die verpleging, maar bovendien was het, mede gezien het verloop van de maatregel tot dan toe, ook aangewezen om de reclassering te betrekken bij het formuleren van de voorwaarden.
Het hof heeft acht geslagen op de aanvullende informatie van de [kliniek] van 29 mei 2018 waarin een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege als onverantwoord wordt gezien. De kliniek acht een geleidelijke resocialisatie aangewezen. Het hof maakt die visie tot de zijne en zal daarom de beslissing van de rechtbank vernietigen voor zover deze betreft de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof is voor het overige van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep voor het overige met overneming van die gronden worden bevestigd, met in achtneming van het volgende.
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling
van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een
verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet
in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De kliniek heeft geadviseerd tot een verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar en niet met twee jaar. Het hof ziet in de aanvullende informatie en het advies van de kliniek aanleiding om in het belang van de terbeschikkinggestelde de verpleging van overheidswege te verlengen met niet meer dan één jaar, teneinde zo de ontwikkelingen op een kortere termijn te kunnen toetsen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam van 7 februari 2018 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde], voor zover deze betreft de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
Bevestigtvoormelde beslissing voor het overige.
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. A. van Holten als raadsheren,
en dr. W.F.J.M. van Kordelaar en drs. C.J.J.C.M. van Gestel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal als griffier,
en op 28 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.
mr. G. Mintjes en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.