ECLI:NL:GHARL:2018:597

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.189.156
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter met betrekking tot het hoger beroep en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 26 oktober 2015. De zaak betreft een beroep van de betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, tegen een beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter had het beroep ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde hoger beroep heeft ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten.

De gemachtigde voerde aan dat er geen termijn was geboden voor het aanvullen van beroepsgronden, wat volgens hem onterecht was. Het hof oordeelde dat de officier van justitie de gemachtigde de gelegenheid had moeten bieden om de gronden aan te vullen, aangezien er een uitdrukkelijk verzoek was gedaan. Echter, het hof concludeerde dat de betrokkene niet benadeeld was door het ontbreken van deze termijn, omdat de gronden in het beroepschrift niet waren aangevuld en er geen nieuwe argumenten waren aangevoerd in hoger beroep.

Het hof heeft artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat stelt dat een besluit in stand kan worden gelaten ondanks schending van een rechtsregel, mits de belanghebbende niet is benadeeld. Aangezien de betrokkene geen nieuwe gronden had aangevoerd, was er geen reden om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, maar met verbetering van gronden, en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

WAHV 200.189.156
18 januari 2018
CJIB 184805729
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 26 oktober 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde voert aan dat in het administratief beroepschrift is verzocht om een termijn te verlenen voor het aanvoeren van gronden, maar deze termijn is ten onrechte niet verleend. De kantonrechter is hieraan voorbijgegaan.
2. In het administratief beroepschrift wordt door de gemachtigde betwist dat de gedraging is verricht en worden nadere stukken opgevraagd. Verder wordt verzocht om een termijn te verlenen voor het indienen van gronden.
3. Het hof heeft in zijn arrest van 22 december 2016 (gepubliceerd op rechtspraak.nl ECLI:NL:GHARL:2016:10365) geoordeeld dat ook een voorlopige indicatie waarom de indiener van het beroepschrift zich niet met de bestreden beslissing kan verenigen, voldoende is om te kunnen spreken van een grond. De enkele betwisting van de gedraging in het administratief beroepschrift betreft aldus een grond.
4. In voornoemd arrest is ook overwogen dat in het geval een beroepschrift gronden bevat, als uitgangspunt dient te gelden dat de indiener daarvan de gelegenheid wordt geboden de gronden aan te vullen, indien uit het beroepschrift blijkt van de wens tot aanvulling van gronden. Deze wens moet uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn gedaan. Aan deze verplichting kan voorbij worden gegaan als een redelijk belang bij inwilliging van het verzoek ontbreekt.
5. Nu er sprake is van een door de gemachtigde uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gedaan verzoek om een nadere termijn te stellen voor het aanvullen van de gronden en niet kan worden gezegd dat een redelijk belang bij inwilliging van dit verzoek ontbreekt, had de officier van justitie de gemachtigde de gelegenheid moeten bieden om de gronden aan te vullen. Niet gebleken is dat de officier van justitie de gemachtigde een termijn heeft gegeven voor aanvulling van de beroepsgronden.
6. Ingevolge artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
7. Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:22 van de Awb. Het administratief beroepschrift bevat een algemene ontkenning van de verweten gedraging. In het beroepschrift bij de kantonrechter wordt met betrekking tot de inleidende beschikking slechts gesteld dat er onvoldoende bewijs is. In hoger beroep zijn geen (andere) gronden aangevoerd tegen de inleidende beschikking. Aldus kan worden vastgesteld dat de grond die reeds bij het administratief beroepschrift naar voren was gebracht, niet is aangevuld. Daarom valt niet in te zien dat de betrokkene is benadeeld doordat in administratief beroep geen gelegenheid is gegeven voor het aanvullen van de gronden.
8. Gelet op het voorgaande ziet het hof in het geschonden vormvoorschrift in administratief beroep geen aanleiding voor vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.
9. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen zij het, nu de kantonrechter ten onrechte niet op de door de gemachtigde aangevoerde beroepsgrond is ingegaan, met verbetering van gronden.
10. Gegeven deze beslissing wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.