2.2Het HvJ EU heeft bij arrest van 9 november 2017 op de eerste vraag geantwoord dat verordening nr. 73/2009 aldus moet worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een contractuele clausule krachtens welke het bedrag van de steun waarop een kalvermester aanspraak kan maken in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, toekomt aan een integratiebedrijf wanneer de overdracht van die steun past in het kader van wederzijdse voordelen en verplichtingen waarover tussen de partijen bij de overeenkomst is onderhandeld. Het heeft verder beslist dat gelet op het antwoord op vraag een de tweede vraag niet behoefde te worden beantwoord. De motivering van de beslissing luidt als volgt:
23 In het hoofdgeding staat vast dat de steun voor de jaren 2010 tot en met 2012 aan [de kalverhouder] is betaald. De partijen bij de integratieovereenkomst zijn evenwel overeengekomen, in essentie, dat alle steun waarop [de kalverhouder] aanspraak kon maken in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, toekwam aan Alpuro. In de praktijk werd die steun afgetrokken van de prijs die Alpuro moest betalen voor de aankoop van de gemeste kalveren, in overeenstemming met de artikelen 9 en 10 van die overeenkomst.
24 Een dergelijke contractuele bepaling leidt tot de vraag of die partijen de bedoeling hadden om Alpuro, in strijd met de doelstellingen van verordening nr. 73/2003, de echte begunstigde van genoemde steun te maken.
25 In dit verband moet immers in herinnering worden gebracht dat het duidelijk zou indruisen tegen die doelstellingen indien personen of entiteiten die niet voldoen aan de in die verordening neergelegde voorwaarden, in aanmerking zouden kunnen komen voor steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (zie in die zin arrest van 20 mei 2010, Harms, C‑434/08, EU:C:2010:285, punten 39 en 45).
26 Een integratiebedrijf kan evenwel niet worden aangemerkt als de echte begunstigde van die steun wanneer de mester die zich ertoe verbindt die steun aan dat bedrijf door te betalen, in ruil daarvoor een tegenprestatie ontvangt. In dat geval is de daadwerkelijke steunontvanger immers de mester, die niets anders doet dan deze steun vrijelijk besteden, zoals volgt uit punt 22 van het onderhavige arrest.
27 In casu is voor de verwijzende rechter niet betwist dat de overdracht van de steun waarop [de kalverhouder] aanspraak kon maken in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, plaatsvond in het kader van een samenstel van wederzijdse voordelen en verplichtingen waarover tussen de partijen bij de integratieovereenkomst is onderhandeld.
28 Derhalve kan niet worden geoordeeld dat afbreuk is gedaan aan de doelstellingen van verordening nr. 73/2009, zoals deze in punt 21 van het onderhavige arrest in herinnering zijn gebracht.